Na de beroering van afgelopen periode naar aanleiding van mijn berekening over de effectiviteit van schuldhulpverlening, heb ik gewacht met het schrijven van een nieuwe post. Dat komt vooral door de nogal frontale en persoonlijke aanval van vorige week. De directeur-bestuurder van een landelijke schuldhulpverleningsorganisatie trok namelijk flink van leer in een stuk waarin hij – naar eigen zeggen – nuance wilde aanbrengen.
Om te beginnen is er in zijn post sprake van persoonsverwisseling. Hij noemt mij Rutger Bergman. Een weliswaar sympathieke vergissing, maar niettemin abuis. Rutger Bregman is onder andere geschiedkundige en verbonden aan De Correspondent. Dat ben ik geen van beide. Daarnaast beschrijft de directeur-bestuurder mij als “zelf verklaarde expert”. Dat is niet alleen een onbillijke kwalificatie, maar vooral een weinig respectvolle en ongenuanceerde typering. Het toont aan dat hij geen idee heeft wie ik ben, noch heeft onderzocht wat ik doe. Zelfs niet oppervlakkig.
Definities en cijfers
Wat betreft de cijfers die ik heb gebruikt. Mij is intussen duidelijk geworden dat schijnbaar dezelfde definities verschillende betekenissen hebben. CBS en NVVK hanteren de term (geregistreerde) problematische schulden op geheel eigen wijze. Met dank aan Ernst-Jan de Bruin voor dit inzicht. Maar zelfs met die wetenschap blijft de slagvaardigheid van schuldhulpverlening schrikbarend laag.
Sterker nog: er zijn volgens het CBS in 2023 meer huishoudens met (geregistreerde) problematische schulden bijgekomen (ruim 21.000) dan volgens de NVVK in datzelfde jaar mensen met een schuldregeling (de NVVK noemt dat ‘schulden oplossen’) zijn geholpen (ruim 15.000). Nogmaals: ook hier geldt een verschil in definitie van (geregistreerde) problematische schulden.
Het samenwerkingsverband Clustering Rijksincasso bestaat in totaal uit zeven organisaties, waarin de overheid als één wil opereren bij inning en incasso. Op verzoek van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en de zes andere uitvoeringsorganisaties (Belastingdienst, Dienst toeslagen, CAK, DUO, SVB en UWV) is door het CBS onderzoek gedaan naar betalingsachterstanden bij die organisaties. Het CBS-dashboard laat zien dat maar liefst 1,9 miljoen mensen in Nederland een betalingsachterstand hebben bij één of meer van deze uitvoeringsorganisaties. Ruim 480.000 van hen heeft overlappende achterstanden bij twee of meer organisaties. Met overlappende achterstanden wordt bedoeld: tegelijkertijd openstaande achterstanden.
Om de verwarring compleet te maken, laat hetzelfde dashboard zien hoeveel personen met betalingsachterstanden gemeentelijke schuldhulpverlening gebruiken. Het gaat dan om data van de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Tilburg, en gemeenten die gebruik maken van schuldhulpverlening door Kredietbank Nederland (87 in totaal). Die gegevens gaan over 2018 en 2020. Dat percentage loopt ver uiteen. Om precies te zijn: tussen de 0,3% (Kredietbank Nederland, betalingsachterstand bij één organisatie) en 15,1% (Tilburg, betalingsachterstand bij drie organisaties). Het dashboard zegt niets over vroegtijdige uitval gedurende trajecten en het slagingspercentage van schuldhulpverlening.
Opvallend is dat bij de Kredietbank Nederland van de personen met een betalingsachterstand bij drie organisaties (9.130), volgens het CBS slechts 1,7% schuldhulpverlening gebruikt. Voor de duidelijkheid: Kredietbank Nederland voert voor 87 gemeenten (deels) schuldhulpverlening uit.
Schulden oplossen
De toelichting bij het overzicht ‘schulden oplossen’ in het laatste NVVK jaarverslag is: schuldregelingen die in 2023 tot stand gekomen zijn. Ook hier is het ongewis of die trajecten de finish halen (om de titel van het rapport van De Nationale ombudsman uit 2020 te citeren). Want die cijfers publiceert de NVVK niet. Wel constateert de NVVK dat het totale aantal regelingen ten opzichte van 2022 is afgenomen. Dat betekent dan (als ik het goed interpreteer) lopende en nieuwe trajecten bij elkaar opgeteld. Maar ook hier noemt de NVVK geen aantal.
Nota bene: de NVVK spreekt alleen over mensen, het CBS heeft het over zowel huishoudens als mensen. In 2023 waren er volgens het CBS dus 1.569.876 mensen (de eerdergenoemde 747.560 huishoudens) met (geregistreerde) problematische schulden.
Hopelijk gaat DDAS (Data Delen Armoede en Schulden) alle definities gelijktrekken zodat er in de toekomst betrouwbare informatie beschikbaar is. Liever gisteren dan vandaag. Want dan is er een onweerlegbaar cijfermatig beeld van de ‘prestaties’ van schuldhulpverlening ten opzichte van huishoudens met problematische schulden.
Bereidwilligheid
Wat betreft de nuancering van de directeur-bestuurder. Er wordt door hem vooral gesproken over betere resultaten dan mijn berekening voorspiegelt. Hij noemt een percentage dat nog steeds niet himmelhoch jauchzend is. Dat geeft hij ook toe. Maar hij maakt opnieuw een vergissing. Ik heb het alleen over nieuwe regelingen – want gebaseerd op het NVVK Jaarverslag van 2023. Terwijl hij lopende regelingen en andere interventies meetelt. Zoals gezegd, het aantal lopende regelingen publiceert de NVVK niet. En over de effectiviteit van andere interventies wordt niets gezegd. In mijn toelichting op LinkedIn – niet in de verschenen artikelen waarin ik beperkt aangehaald wordt – leg ik dat ook duidelijk uit. Opnieuw: het betoog geeft weinig blijk van zorgvuldig lezen van wat ik schrijf.
Daarnaast schrijft hij dat er heel hard gewerkt wordt. Dat trek ik ook niet in twijfel. Wat ik wel vaststel is dat ondanks al dat harde werken heel veel mensen niet geholpen worden. Wat een trieste constatering is. Want waarom zo hard werken in een systeem dat niet effectief is?
Wat me eigenlijk heeft meeste treft is dat er geen interesse in gesprek is. Uit niets blijkt dat er behoefte is aan uitwisseling van ideeën of gezichtspunten. De verdedigende stellingen zijn betrokken, de rangen worden gesloten en vanachter de ommuring wordt getracht onder het mom van nuancering de winkel te behoeden voor erger. Ongenuanceerd gezegd: hij trekt het zich persoonlijk aan, er is een gevoelige snaar geraakt en hij schuwt de tegenaanval niet.
Heel bijzonder dat er geen enkele uitnodiging is om samen van een afstandje te kijken wat er nou eigenlijk aan schuldhulpverlening schort. Hoe het toch komt dat het systeem zo slecht werkt. Om vervolgens gezamenlijk op te trekken en het verschil te maken. We hebben tenslotte allemaal het beste voor. Maar niets van dat alles. Er wordt een haastige poging gedaan een cordon sanitaire op te trekken om het ongewenste geluid buiten te sluiten.
Nuanceringen
Nog een aantal nuanceringen van mijn kant.
- Ik val niemand persoonlijk aan. Wel maak ik me al ruim 25 jaar groeiend zorgen over de stand van zaken in schuldhulpverleningsland in de breedste zin van het woord. Vanuit betrokkenheid, passie en eigen ervaring. Zowel professioneel als persoonlijk. Dat laatste heb ik in een eerdere post al uitgebreid beschreven.
- Alle systemen in onze samenleving die met geld te maken hebben, zijn wereldwijd onlosmakelijk met elkaar verbonden. Carlijn Kingma heeft dat in haar project Het waterwerk van ons geld prachtig en onthullend verbeeld. Deze vervlechting heeft verregaande consequenties. Het ont- en bestaan van schulden is een intrinsiek probleem van die structuur en kan niet uitgebannen worden. De vraag is dus in hoeverre binnen dat systeem het ont- en bestaan van schulden tot een minimum beperkt kan worden.
- Schuldhulpverlening is daarom niet los te zien van die allesomvattende structuur. Bovendien spelen binnenin het krachtenveld van schuldhulpverlening allerlei elementen een rol en zitten er diverse zwakke plekken in.
- De commerciële belangen van banken, (web)winkels en overige aanbieders van krediet- of afbetalingsvormen;
- Het verdienmodel van en marktwerking tussen gerechtsdeurwaarders, incassobureaus, bewindvoerders, opleidingsinstituten en detacheringsbureaus die zich met (de uitvoering van) schuldhulpverlening bezig houden, advies- en onderzoeksbureaus en ten slotte softwareleveranciers. Daarnaast de rechters en advocaten die ook onderdeel uitmaken van wat intussen de schuldenindustrie genoemd wordt;
- Door de berekening van rente en kosten door incasserende instanties lopen schulden in hoog tempo buitenproportioneel op. Zodra mensen zich bij schuldhulpverlening melden, is de schuldenlast daardoor substantieel hoger dan de oorspronkelijke vorderingen. Niet zelden 30% hoger dan bij aanvang het ontstaan van schulden. Dit is een vorm van zinloos financieel geweld;
- De positie en invloedssfeer die door koepel- en belangenorganisaties door middel van lobby en beleidsbeïnvloeding beschermd wordt. Met een uitkomst die zelden helpend is voor degene met ernstige financiële problemen, maar eerder bijdraagt aan de onbegrijpelijkheid van de constellatie van geïnstitutionaliseerde ondersteuning. Een gerenommeerde onderzoeker en hoogleraar noemde het in een podcast ’darten met een blinddoek’;
- In de wetgeving die bestaanszekerheid in Nederland pretendeert te garanderen, zit al decennia een single point of failure: de definitie van het minimuminkomen. Preciezer geformuleerd: de verwarring tussen minimuminkomen en bestaansinkomen. Misschien nog preciezer: de politieke onwil – vanwege het ontbreken van een meerderheid – om minimuminkomen gelijk te stellen aan bestaansinkomen;
- Het IBO Naar een betere schuldenketen heeft becijferd dat het bestaan van € 3 miljard aan problematische schulden de maatschappij per jaar 8,5 miljard kost. Dat komt per jaar neer op € 500 per Nederlander. Volgens een recent NVVK-onderzoek levert mogelijk een derde van de schuldregelingen een nulaanbod op omdat er geen afloscapaciteit is. Van de onderzochte dossiers leeft 84% van een uitkering. Daarnaast is er groep werkenden zonder afloscapaciteit. Bovendien is er een groep die wel afloscapaciteit heeft, maar die is zo laag, dat de baten van een schuldentraject (minnelijk én zeer zeker wettelijk) bij lange na niet opwegen tegen de kosten. Deze laatste twee constateringen zijn mede het gevolg van het hierboven beschreven single point of failure. Tel deze vier argumenten bij elkaar op en het moge duidelijk zijn dat schulden kwijtschelden alleen maar voordelen heeft, zowel wat betreft de kosten/baten analyse maatschappelijke kosten als in stressreductie en (financieel) welzijn van huishoudens met ernstige financiële problemen;
- De toegang tot schuldhulpverlening is niet laagdrempelig. Hoewel men maatwerk propageert, blijft het confectie. Het stelsel prevaleert nog altijd boven de mens die om hulp vraagt. Werken aan of uitgaan van zelfdeterminatie (autonomie, verbondenheid en competentie) wordt nauwelijks ingezet. Hetzelfde geldt voor de cirkel van gedragsverandering ter bevordering van duurzame financiële redzaamheid. Trajecten zijn directief en veeleisend, waardoor mensen zich niet aanmelden, zich niet gehoord en gezien voelen, of voortijdig afhaken;
- Het ontbreken van één gecertificeerde en erkende opleiding die voor alle schuldhulpverleners in het minnelijk traject verplicht gesteld wordt – inclusief een jaarlijkse opfriscursus. Ook voor de huidige schuldhulpverleners. Analoog aan de vereisten die aan de opleidingsinstellingen voor de Wsnp-bewindvoerder gelden;
- Het ontbreken van één definitie van problematische schulden én de afwezigheid van één centrale registratie van alle schuldensoorten. Een registratie bovendien waar een signaalfunctie vanuit gaat die direct voor passende ondersteuning zorgt;
- Over de resultaten van alle andere interventies en NVVK-modules (informatie en advies, budgetcoaching, etc.) naast de klassieke schuldregelingen, publiceert de NVVK geen cijfers. Over de effectiviteit is daarom niets bekend. Evenmin of mensen die in eerste instantie op die manier ondersteund zijn, in een later stadium toch niet in een traject klassieke schuldregeling terechtkomen. Een landelijk cohortonderzoek daarnaar is nooit gedaan;
- Er bestaan drie trajecten die in grote lijnen hetzelfde doen (schuldenbewind, minnelijk, wettelijk). Soms volgtijdelijk, soms parallel, soms elkaar in de weg zittend. Alle drie inventariseren ze het schuldenpakket, berekenen ze het Vrij te laten bedrag en de afloscapaciteit, doen ze betalingsvoorstellen en onderhandelen ze met schuldeisers. De oplossing is eenvoudig: één loket, één wet, één traject, één centraal registratiesysteem, één definitie van problematische schulden, één regisseur;
- Nazorg aan het eind van het traject inzetten is te laat. Wanneer een persoon vanaf de stabilisatiefase (of misschien zelfs al bij aanmelding) geholpen wordt om de bureaucratie en papierwinkel het hoofd te bieden, het budget stabiel te krijgen en vaardigheden binnen de mogelijkheden te ontwikkelen, is de kans op voortijdige uitval en/of recidive aanzienlijk lager. De duurzame vertrouwensband die wordt opgebouwd (zeer wel mogelijk met een vrijwilliger met of zonder ervaringskennis) draagt vrucht tijdens het verloop van het complexe traject;
- Zzp’ers zijn nog steeds een ondergeschoven kindje in schuldhulpverlening. Ze kunnen in het (voor)traject geholpen worden door vrijwilligers van Over Rood en later door commerciële bureaus die hun inkomsten (deels) uit de Bbz halen. Het vraagt specifieke juridische, fiscale en boekhoudkundige kennis. Maar Schuldhulpverlening voor Ondernemers (SHVO) wordt door gemeenten nog veel te weinig ingezet. En dat terwijl er volgens de Belastingdienst alleen al 135.634 (kleine) ondernemers zijn met een totale openstaande coronaschuld van € 7,3 miljard.
- Schuldhulpverlening is symptoombestrijding, en schulden en armoedebestrijding zijn op de Rijksbegroting een sluitpost. Bestaansonzekerheid stond de afgelopen verkiezingen even hoog op de agenda. Helaas is daar niets meer van te merken. Rapporten zoals die van de Commissie Sociaal Minimum zijn in een lade verdwenen. De politieke verlamming waardoor er niet structureel en op lange termijn wordt geïnvesteerd, en de ontbrekende bestuurlijke wil om de hand in eigen boezem te steken, houden iedere fundamentele vooruitgang tegen.
- Vroegsignalering is vooralsnog te vrijblijvend beschreven en vormgegeven. Gemeenten hebben teveel (beleids)vrijheid om het naar eigen inzicht in te richten en te weinig middelen om het adequaat te faciliteren. Dit komt de effectiviteit niet ten goede.
- Veel schulden komen voort uit life-events – vaak in combinatie met eerdergenoemd single point of failure: een tekort aan inkomen. Daarom voorkomt het lang(er) registreren van schulden en achterstanden niet het opnieuw ontstaan van schulden of achterstanden. Dat is een drogreden van instanties die hun bestaansrecht beschermen. Het heeft niets met een realistische visie op (het ontstaan van) de schuldenproblematiek te maken.
- Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Naar een beter werkende schuldenketen van juni 2024 heeft een bijlage waarin 52 (!) beleidsopties geformuleerd zijn. Mei 2018 presenteerde staatssecretaris Van Ark van SZW haar Brede Schuldenaanpak inclusief een actieplan met 50 (!) maatregelen. Juni 2018 publiceerden Jungmann e.a. het rapport Knellende schuldenwetgeving over het juridisch kader rond schulden. Dat leverde maar liefst 50 (!) aanbevelingen op. De slotalinea van de inleiding is best opmerkelijk: “De inventarisatie is in kort tijdsbestek opgesteld en dus niet uitputtend maar vooral richtinggevend. Er is geen analyse uitgevoerd naar de eventuele wenselijkheid van grote systeemwijzigingen. Ook ontbrak in dit bestek de tijd om de kosten van de aanbevelingen te calculeren.” Soms kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er in schuldhulpverleningsland regelmatig met hagel geschoten wordt, zonder dat men weet waarop men richt. Laat staan dat er op basis van een gefundeerde, gedeelde visie en met enige precisie weloverwogen een koers wordt uitgezet.
- De voortschrijdende digitalisering zorgt voor uitsluiting van een groeiende groep mensen. Zij raken geïsoleerd van de maatschappij in het algemeen en alle inkomensondersteunende voorzieningen en maatregelen in het bijzonder. Dit geldt niet alleen voor ouderen, maar zeker ook voor jongeren.
- De Participatiewet is te ingewikkeld voor heel veel mensen, waardoor ze de stap naar werk niet zetten en nauwelijks perspectief hebben op bestaanszekerheid. Het wetsvoorstel Participatiewet in balans gaat hierin veel te weinig veranderen. Sterker nog: opnieuw worden er categorieën mensen beschreven die aan het systeem moeten voldoen, in plaats een beschrijving van een systeem dat dienend is aan de mens.
- Armoede en schulden veroorzaken dagelijks stress. Chronisch en toxisch. Armoede en schulden zijn duur. Na de overgang van de verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving is de stress voor velen alleen maar toegenomen. Stress beperkt in veel gevallen de mentale bandbreedte en het cognitief vermogen. De huidige wetgeving en dienstverlening draagt daar aan bij. Het besef daarvan en daarmee de omkering van denk- en conceptierichting op gebied van beleidsvorming en wet- en regelgeving is ondermaats.
- Armoede en het ont- en bestaan van schulden is veel breder en dieper dan alleen maar het ontbreken van financiële draagkracht en zekerheid. De ingrijpende invloed van bestaansonzekerheid werkt door op vele levensgebieden: wonen, onderwijs, werken, voeding, gezondheid, en sociaal en algemeen welzijn. Wanneer er geen continuïteit zit in het (ongelijk) investeren in gelijke kansen (bodemherstel) voor mensen die in armoede en met schulden opgroeien, blijven velen niet in staat die cyclus op eigen kracht te doorbreken en verergert de problematiek.
Afsluitend
Zodra senator Marcus Porcius Cato Censorius maior (beter bekend als Cato de Oude) een betoog voor de Romeinse Senaat besloot, eindigde hij altijd met deze zin: ‘Overigens ben ik van mening dat Carthago vernietigd moet worden’. Mede-oprichtster van de Partij voor de Dieren Marianne Thieme deed ter afsluiting van haar bijdrage aan een debat in de Tweede Kamer hetzelfde: ‘Voorts zijn wij van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie’. Om die mooie traditie voort te zetten, sluit ik op deze manier af: ‘Overigens ben ik van mening dat schuldhulpverlening een schone lei verdient.’
Dit blijf ik herhalen. Voor iedereen die hulp nodig heeft. Voor iedereen die wil horen. Tot het gebeurt. Maakt me niet uit door wie. Als het maar gebeurt.