Calm after the storm

Na de beroering van afgelopen periode naar aanleiding van mijn berekening over de effectiviteit van schuldhulpverlening, heb ik gewacht met het schrijven van een nieuwe post. Dat komt vooral door de nogal frontale en persoonlijke aanval van vorige week. De directeur-bestuurder van een landelijke schuldhulpverleningsorganisatie trok namelijk flink van leer in een stuk waarin hij – naar eigen zeggen – nuance wilde aanbrengen.

Om te beginnen is er in zijn post sprake van persoonsverwisseling. Hij noemt mij Rutger Bergman. Een weliswaar sympathieke vergissing, maar niettemin abuis. Rutger Bregman is onder andere geschiedkundige en verbonden aan De Correspondent. Dat ben ik geen van beide. Daarnaast beschrijft de directeur-bestuurder mij als “zelf verklaarde expert”. Dat is niet alleen een onbillijke kwalificatie, maar vooral een weinig respectvolle en ongenuanceerde typering. Het toont aan dat hij geen idee heeft wie ik ben, noch heeft onderzocht wat ik doe. Zelfs niet oppervlakkig.

Definities en cijfers

Wat betreft de cijfers die ik heb gebruikt. Mij is intussen duidelijk geworden dat schijnbaar dezelfde definities verschillende betekenissen hebben. CBS en NVVK hanteren de term (geregistreerde) problematische schulden op geheel eigen wijze. Met dank aan Ernst-Jan de Bruin voor dit inzicht. Maar zelfs met die wetenschap blijft de slagvaardigheid van schuldhulpverlening schrikbarend laag.

Sterker nog: er zijn volgens het CBS in 2023 meer huishoudens met (geregistreerde) problematische schulden bijgekomen (ruim 21.000) dan volgens de NVVK in datzelfde jaar mensen met een schuldregeling (de NVVK noemt dat ‘schulden oplossen’) zijn geholpen (ruim 15.000). Nogmaals: ook hier geldt een verschil in definitie van (geregistreerde) problematische schulden.

Het samenwerkingsverband Clustering Rijksincasso bestaat in totaal uit zeven organisaties, waarin de overheid als één wil opereren bij inning en incasso. Op verzoek van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en de zes andere uitvoeringsorganisaties (Belastingdienst, Dienst toeslagen, CAK, DUO, SVB en UWV) is door het CBS onderzoek gedaan naar betalingsachterstanden bij die organisaties. Het CBS-dashboard laat zien dat maar liefst 1,9 miljoen mensen in Nederland een betalingsachterstand hebben bij één of meer van deze uitvoeringsorganisaties. Ruim 480.000 van hen heeft overlappende achterstanden bij twee of meer organisaties. Met overlappende achterstanden wordt bedoeld: tegelijkertijd openstaande achterstanden.

Om de verwarring compleet te maken, laat hetzelfde dashboard zien hoeveel personen met betalingsachterstanden gemeentelijke schuldhulpverlening gebruiken. Het gaat dan om data van de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Tilburg, en gemeenten die gebruik maken van schuldhulpverlening door Kredietbank Nederland (87 in totaal). Die gegevens gaan over 2018 en 2020. Dat percentage loopt ver uiteen. Om precies te zijn: tussen de 0,3% (Kredietbank Nederland, betalingsachterstand bij één organisatie) en 15,1% (Tilburg, betalingsachterstand bij drie organisaties). Het dashboard zegt niets over vroegtijdige uitval gedurende trajecten en het slagingspercentage van schuldhulpverlening.

Opvallend is dat bij de Kredietbank Nederland van de personen met een betalingsachterstand bij drie organisaties (9.130), volgens het CBS slechts 1,7% schuldhulpverlening gebruikt. Voor de duidelijkheid: Kredietbank Nederland voert voor 87 gemeenten (deels) schuldhulpverlening uit.

Schulden oplossen

De toelichting bij het overzicht ‘schulden oplossen’ in het laatste NVVK jaarverslag is: schuldregelingen die in 2023 tot stand gekomen zijn. Ook hier is het ongewis of die trajecten de finish halen (om de titel van het rapport van De Nationale ombudsman uit 2020 te citeren). Want die cijfers publiceert de NVVK niet. Wel constateert de NVVK dat het totale aantal regelingen ten opzichte van 2022 is afgenomen. Dat betekent dan (als ik het goed interpreteer) lopende en nieuwe trajecten bij elkaar opgeteld. Maar ook hier noemt de NVVK geen aantal.

Nota bene: de NVVK spreekt alleen over mensen, het CBS heeft het over zowel huishoudens als mensen. In 2023 waren er volgens het CBS dus 1.569.876 mensen (de eerdergenoemde 747.560 huishoudens) met (geregistreerde) problematische schulden.

Hopelijk gaat DDAS (Data Delen Armoede en Schulden) alle definities gelijktrekken zodat er in de toekomst betrouwbare informatie beschikbaar is. Liever gisteren dan vandaag. Want dan is er een onweerlegbaar cijfermatig beeld van de ‘prestaties’ van schuldhulpverlening ten opzichte van huishoudens met problematische schulden.

Bereidwilligheid

Wat betreft de nuancering van de directeur-bestuurder. Er wordt door hem vooral gesproken over betere resultaten dan mijn berekening voorspiegelt. Hij noemt een percentage dat nog steeds niet himmelhoch jauchzend is. Dat geeft hij ook toe. Maar hij maakt opnieuw een vergissing. Ik heb het alleen over nieuwe regelingen – want gebaseerd op het NVVK Jaarverslag van 2023. Terwijl hij lopende regelingen en andere interventies meetelt. Zoals gezegd, het aantal lopende regelingen publiceert de NVVK niet. En over de effectiviteit van andere interventies wordt niets gezegd. In mijn toelichting op LinkedIn – niet in de verschenen artikelen waarin ik beperkt aangehaald wordt – leg ik dat ook duidelijk uit. Opnieuw: het betoog geeft weinig blijk van zorgvuldig lezen van wat ik schrijf.

Daarnaast schrijft hij dat er heel hard gewerkt wordt. Dat trek ik ook niet in twijfel. Wat ik wel vaststel is dat ondanks al dat harde werken heel veel mensen niet geholpen worden. Wat een trieste constatering is. Want waarom zo hard werken in een systeem dat niet effectief is?

Wat me eigenlijk heeft meeste treft is dat er geen interesse in gesprek is. Uit niets blijkt dat er behoefte is aan uitwisseling van ideeën of gezichtspunten. De verdedigende stellingen zijn betrokken, de rangen worden gesloten en vanachter de ommuring wordt getracht onder het mom van nuancering de winkel te behoeden voor erger. Ongenuanceerd gezegd: hij trekt het zich persoonlijk aan, er is een gevoelige snaar geraakt en hij schuwt de tegenaanval niet.

Heel bijzonder dat er geen enkele uitnodiging is om samen van een afstandje te kijken wat er nou eigenlijk aan schuldhulpverlening schort. Hoe het toch komt dat het systeem zo slecht werkt. Om vervolgens gezamenlijk op te trekken en het verschil te maken. We hebben tenslotte allemaal het beste voor. Maar niets van dat alles. Er wordt een haastige poging gedaan een cordon sanitaire op te trekken om het ongewenste geluid buiten te sluiten.

Nuanceringen

Nog een aantal nuanceringen van mijn kant.

  1. Ik val niemand persoonlijk aan. Wel maak ik me al ruim 25 jaar groeiend zorgen over de stand van zaken in schuldhulpverleningsland in de breedste zin van het woord. Vanuit betrokkenheid, passie en eigen ervaring. Zowel professioneel als persoonlijk. Dat laatste heb ik in een eerdere post al uitgebreid beschreven.
  2. Alle systemen in onze samenleving die met geld te maken hebben, zijn wereldwijd onlosmakelijk met elkaar verbonden. Carlijn Kingma heeft dat in haar project Het waterwerk van ons geld prachtig en onthullend verbeeld. Deze vervlechting heeft verregaande consequenties. Het ont- en bestaan van schulden is een intrinsiek probleem van die structuur en kan niet uitgebannen worden. De vraag is dus in hoeverre binnen dat systeem het ont- en bestaan van schulden tot een minimum beperkt kan worden.
  3. Schuldhulpverlening is daarom niet los te zien van die allesomvattende structuur. Bovendien spelen binnenin het krachtenveld van schuldhulpverlening allerlei elementen een rol en zitten er diverse zwakke plekken in.
    • De commerciële belangen van banken, (web)winkels en overige aanbieders van krediet- of afbetalingsvormen;
    • Het verdienmodel van en marktwerking tussen gerechtsdeurwaarders, incassobureaus, bewindvoerders, opleidingsinstituten en detacheringsbureaus die zich met (de uitvoering van) schuldhulpverlening bezig houden, advies- en onderzoeksbureaus en ten slotte softwareleveranciers. Daarnaast de rechters en advocaten die ook onderdeel uitmaken van wat intussen de schuldenindustrie genoemd wordt;
    • Door de berekening van rente en kosten door incasserende instanties lopen schulden in hoog tempo buitenproportioneel op. Zodra mensen zich bij schuldhulpverlening melden, is de schuldenlast daardoor substantieel hoger dan de oorspronkelijke vorderingen. Niet zelden 30% hoger dan bij aanvang het ontstaan van schulden. Dit is een vorm van zinloos financieel geweld;
    • De positie en invloedssfeer die door koepel- en belangenorganisaties door middel van lobby en beleidsbeïnvloeding beschermd wordt. Met een uitkomst die zelden helpend is voor degene met ernstige financiële problemen, maar eerder bijdraagt aan de onbegrijpelijkheid van de constellatie van geïnstitutionaliseerde ondersteuning. Een gerenommeerde onderzoeker en hoogleraar noemde het in een podcast ’darten met een blinddoek’;
    • In de wetgeving die bestaanszekerheid in Nederland pretendeert te garanderen, zit al decennia een single point of failure: de definitie van het minimuminkomen. Preciezer geformuleerd: de verwarring tussen minimuminkomen en bestaansinkomen. Misschien nog preciezer: de politieke onwil – vanwege het ontbreken van een meerderheid – om minimuminkomen gelijk te stellen aan bestaansinkomen;
    • Het IBO Naar een betere schuldenketen heeft becijferd dat het bestaan van € 3 miljard aan problematische schulden de maatschappij per jaar 8,5 miljard kost. Dat komt per jaar neer op € 500 per Nederlander. Volgens een recent NVVK-onderzoek levert mogelijk een derde van de schuldregelingen een nulaanbod op omdat er geen afloscapaciteit is. Van de onderzochte dossiers leeft 84% van een uitkering. Daarnaast is er groep werkenden zonder afloscapaciteit. Bovendien is er een groep die wel afloscapaciteit heeft, maar die is zo laag, dat de baten van een schuldentraject (minnelijk én zeer zeker wettelijk) bij lange na niet opwegen tegen de kosten. Deze laatste twee constateringen zijn mede het gevolg van het hierboven beschreven single point of failure. Tel deze vier argumenten bij elkaar op en het moge duidelijk zijn dat schulden kwijtschelden alleen maar voordelen heeft, zowel wat betreft de kosten/baten analyse maatschappelijke kosten als in stressreductie en (financieel) welzijn van huishoudens met ernstige financiële problemen;
    • De toegang tot schuldhulpverlening is niet laagdrempelig. Hoewel men maatwerk propageert, blijft het confectie. Het stelsel prevaleert nog altijd boven de mens die om hulp vraagt. Werken aan of uitgaan van zelfdeterminatie (autonomie, verbondenheid en competentie) wordt nauwelijks ingezet. Hetzelfde geldt voor de cirkel van gedragsverandering ter bevordering van duurzame financiële redzaamheid. Trajecten zijn directief en veeleisend, waardoor mensen zich niet aanmelden, zich niet gehoord en gezien voelen, of voortijdig afhaken;
    • Het ontbreken van één gecertificeerde en erkende opleiding die voor alle schuldhulpverleners in het minnelijk traject verplicht gesteld wordt – inclusief een jaarlijkse opfriscursus. Ook voor de huidige schuldhulpverleners. Analoog aan de vereisten die aan de opleidingsinstellingen voor de Wsnp-bewindvoerder gelden;
    • Het ontbreken van één definitie van problematische schulden én de afwezigheid van één centrale registratie van alle schuldensoorten. Een registratie bovendien waar een signaalfunctie vanuit gaat die direct voor passende ondersteuning zorgt;
    • Over de resultaten van alle andere interventies en NVVK-modules (informatie en advies, budgetcoaching, etc.) naast de klassieke schuldregelingen, publiceert de NVVK geen cijfers. Over de effectiviteit is daarom niets bekend. Evenmin of mensen die in eerste instantie op die manier ondersteund zijn, in een later stadium toch niet in een traject klassieke schuldregeling terechtkomen. Een landelijk cohortonderzoek daarnaar is nooit gedaan;
    • Er bestaan drie trajecten die in grote lijnen hetzelfde doen (schuldenbewind, minnelijk, wettelijk). Soms volgtijdelijk, soms parallel, soms elkaar in de weg zittend. Alle drie inventariseren ze het schuldenpakket, berekenen ze het Vrij te laten bedrag en de afloscapaciteit, doen ze betalingsvoorstellen en onderhandelen ze met schuldeisers. De oplossing is eenvoudig: één loket, één wet, één traject, één centraal registratiesysteem, één definitie van problematische schulden, één regisseur;
    • Nazorg aan het eind van het traject inzetten is te laat. Wanneer een persoon vanaf de stabilisatiefase (of misschien zelfs al bij aanmelding) geholpen wordt om de bureaucratie en papierwinkel het hoofd te bieden, het budget stabiel te krijgen en vaardigheden binnen de mogelijkheden te ontwikkelen, is de kans op voortijdige uitval en/of recidive aanzienlijk lager. De duurzame vertrouwensband die wordt opgebouwd (zeer wel mogelijk met een vrijwilliger met of zonder ervaringskennis) draagt vrucht tijdens het verloop van het complexe traject;
    • Zzp’ers zijn nog steeds een ondergeschoven kindje in schuldhulpverlening. Ze kunnen in het (voor)traject geholpen worden door vrijwilligers van Over Rood en later door commerciële bureaus die hun inkomsten (deels) uit de Bbz halen. Het vraagt specifieke juridische, fiscale en boekhoudkundige kennis. Maar Schuldhulpverlening voor Ondernemers (SHVO) wordt door gemeenten nog veel te weinig ingezet. En dat terwijl er volgens de Belastingdienst alleen al 135.634 (kleine) ondernemers zijn met een totale openstaande coronaschuld van € 7,3 miljard.
  4. Schuldhulpverlening is symptoombestrijding, en schulden en armoedebestrijding zijn op de Rijksbegroting een sluitpost. Bestaansonzekerheid stond de afgelopen verkiezingen even hoog op de agenda. Helaas is daar niets meer van te merken. Rapporten zoals die van de Commissie Sociaal Minimum zijn in een lade verdwenen. De politieke verlamming waardoor er niet structureel en op lange termijn wordt geïnvesteerd, en de ontbrekende bestuurlijke wil om de hand in eigen boezem te steken, houden iedere fundamentele vooruitgang tegen.
  5. Vroegsignalering is vooralsnog te vrijblijvend beschreven en vormgegeven. Gemeenten hebben teveel (beleids)vrijheid om het naar eigen inzicht in te richten en te weinig middelen om het adequaat te faciliteren. Dit komt de effectiviteit niet ten goede.
  6. Veel schulden komen voort uit life-events – vaak in combinatie met eerdergenoemd single point of failure: een tekort aan inkomen. Daarom voorkomt het lang(er) registreren van schulden en achterstanden niet het opnieuw ontstaan van schulden of achterstanden. Dat is een drogreden van instanties die hun bestaansrecht beschermen. Het heeft niets met een realistische visie op (het ontstaan van) de schuldenproblematiek te maken.
  7. Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Naar een beter werkende schuldenketen van juni 2024 heeft een bijlage waarin 52 (!) beleidsopties geformuleerd zijn. Mei 2018 presenteerde staatssecretaris Van Ark van SZW haar Brede Schuldenaanpak inclusief een actieplan met 50 (!) maatregelen. Juni 2018 publiceerden Jungmann e.a. het rapport Knellende schuldenwetgeving over het juridisch kader rond schulden. Dat leverde maar liefst 50 (!) aanbevelingen op. De slotalinea van de inleiding is best opmerkelijk: “De inventarisatie is in kort tijdsbestek opgesteld en dus niet uitputtend maar vooral richtinggevend. Er is geen analyse uitgevoerd naar de eventuele wenselijkheid van grote systeemwijzigingen. Ook ontbrak in dit bestek de tijd om de kosten van de aanbevelingen te calculeren.” Soms kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er in schuldhulpverleningsland regelmatig met hagel geschoten wordt, zonder dat men weet waarop men richt. Laat staan dat er op basis van een gefundeerde, gedeelde visie en met enige precisie weloverwogen een koers wordt uitgezet.
  8. De voortschrijdende digitalisering zorgt voor uitsluiting van een groeiende groep mensen. Zij raken geïsoleerd van de maatschappij in het algemeen en alle inkomensondersteunende voorzieningen en maatregelen in het bijzonder. Dit geldt niet alleen voor ouderen, maar zeker ook voor jongeren.
  9. De Participatiewet is te ingewikkeld voor heel veel mensen, waardoor ze de stap naar werk niet zetten en nauwelijks perspectief hebben op bestaanszekerheid. Het wetsvoorstel Participatiewet in balans gaat hierin veel te weinig veranderen. Sterker nog: opnieuw worden er categorieën mensen beschreven die aan het systeem moeten voldoen, in plaats een beschrijving van een systeem dat dienend is aan de mens.
  10. Armoede en schulden veroorzaken dagelijks stress. Chronisch en toxisch. Armoede en schulden zijn duur. Na de overgang van de verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving is de stress voor velen alleen maar toegenomen. Stress beperkt in veel gevallen de mentale bandbreedte en het cognitief vermogen. De huidige wetgeving en dienstverlening draagt daar aan bij. Het besef daarvan en daarmee de omkering van denk- en conceptierichting op gebied van beleidsvorming en wet- en regelgeving is ondermaats.
  11. Armoede en het ont- en bestaan van schulden is veel breder en dieper dan alleen maar het ontbreken van financiële draagkracht en zekerheid. De ingrijpende invloed van bestaansonzekerheid werkt door op vele levensgebieden: wonen, onderwijs, werken, voeding, gezondheid, en sociaal en algemeen welzijn. Wanneer er geen continuïteit zit in het (ongelijk) investeren in gelijke kansen (bodemherstel) voor mensen die in armoede en met schulden opgroeien, blijven velen niet in staat die cyclus op eigen kracht te doorbreken en verergert de problematiek.

Afsluitend

Zodra senator Marcus Porcius Cato Censorius maior (beter bekend als Cato de Oude) een betoog voor de Romeinse Senaat besloot, eindigde hij altijd met deze zin: ‘Overigens ben ik van mening dat Carthago vernietigd moet worden’. Mede-oprichtster van de Partij voor de Dieren Marianne Thieme deed ter afsluiting van haar bijdrage aan een debat in de Tweede Kamer hetzelfde: ‘Voorts zijn wij van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie’. Om die mooie traditie voort te zetten, sluit ik op deze manier af: ‘Overigens ben ik van mening dat schuldhulpverlening een schone lei verdient.’

Dit blijf ik herhalen. Voor iedereen die hulp nodig heeft. Voor iedereen die wil horen. Tot het gebeurt. Maakt me niet uit door wie. Als het maar gebeurt.

Intensieve geldhouderij

Vast-zitten aan vorm- en waardestelsels,

noodzaakt tot aanvaarding van de consequenties,

nèt zolang tot de vóór-ingenomenheid blijkt,

doorbroken wordt, overwonnen is.

Reinoud Fentener van Vlissingen – Dakloos geborgen

De (zichtbare en onzichtbare) geldstromen in Nederland en de wereld worden door heel veel instanties en organisaties beheerst. Voor de gemiddelde burger is dit systeem nog nauwelijks te begrijpen. Terwijl de hoogte van ons aller inkomen afhankelijk is van die (mondiale) geldstroom.

De inkomenshoogte van Nederlanders die niet kunnen werken, wordt bepaald door hoogopgeleide mensen die op basis van rekenmodellen en statistieken bepalen wat een aanvaardbaar minimuminkomen is. Daarover is op 17 oktober een rapport verschenen. Dit minimuminkomen wordt vastgesteld door de overheid (landelijk en lokaal), door economen en adviesbureaus, door banken en kredietverstrekkers, door beleggers en investeerders, door vakbonden en werkgevers, door incassobureaus en deurwaarders, door schuldhulpverleners, door bewindvoerders en door budgetcoaches. Een duizelingwekkend aantal instanties bepaalt voor ons allemaal hoeveel geld we krijgen om van te leven.

Centrale geldregisseur

Stel je voor dat er één persoon is die al die stappen in dat systeem allemaal achter elkaar uitvoert, voor heel veel mensen tegelijk. Het hele proces, van A tot Z, onder verantwoording van die ene medewerker.

Te beginnen met het verstrekken van onvoldoende inkomen om van rond te komen op basis van de door experts bedachte rekensommen. Om vervolgens te adviseren een lening af te sluiten om dat tekort (tijdelijk) te compenseren. Om daarna met maatregelen te dreigen wanneer er op die lening(en) een betalingsachterstand ontstaat. Om vervolgens tevergeefs met de werkgever te onderhandelen over een hoger salaris. Om daarna schuldhulpverlening aan te bieden zodra de achterstanden onoverkomelijk zijn, waarna een groot deel van de leningen wordt kwijtgescholden die eerder zijn verstrekt. Om ten slotte een cursus aan te bieden om te leren beter met het tekortschietende inkomen om te gaan en vooral om te begrijpen dat het aan jezelf ligt dat je niet rondkomt iedere maand.

Al die stappen. Onder verantwoordelijkheid van één persoon. Dat houdt geen gezond persoon vol. Het zorgt zeer waarschijnlijk voor wanhoop, verscheurdheid en gewetensnood. Want het laat zien hoe krankzinnig het opgetuigde systeem is. Niemand met een goed werkend stel hersens kan uitleggen waarom de geldstroom zo absurd ingewikkeld, onrechtvaardig en ongelijk is georganiseerd.

Daarom hebben we termen als eigen kracht, genoegzaam besef van verantwoordelijkheid, zelfredzaamheid, doenvermogen en bestaansminimum gemunt. Zodat we de ontvanger van het weinige geld verantwoordelijk kunnen houden voor de financiële ellende en het systeem van iedere schuld kunnen vrijwaren. Terminologie die als flinterdun (juridisch) schild tussen het systeem en de potentieel radeloze medewerker fungeert. Om levensgevaarlijke wroeging bij de uitvoerder te vermijden.

Gekkenwerk

Die ene persoon, die telkens weer voorrekent waarom er geen toereikend bestaansinkomen is, uitlegt waarom er dus geleend kan worden, waarom dat krediet ondanks het inkomensgebrek met rente en kosten afgelost moet worden, waarom het duurder wordt gemaakt als er een betalingsachterstand ontstaat op de aflossing van de lening die nodig is om het ontoereikende inkomen aan te vullen, waarom de werkgever door inflatie niet in staat is meer salaris te betalen, waarom schuldhulpverlening nodig is om de problematische schulden op te lossen die zijn ontstaan door de betalingsachterstand op de lening die nodig was omdat er besloten is onvoldoende inkomen te verstrekken, waarom de cursus gevolgd moet worden die uitlegt hoe het komt dat er bewindvoering en schuldhulpverlening nodig is om de problematische schulden op te lossen die zijn ontstaat door de betalingsachterstand op de lening die nodig was omdat er besloten is onvoldoende inkomen te verstrekken, en hoe door beter je best te doen in de toekomst (niet) te voorkomen is dat er opnieuw financiële problemen ontstaan.

Waanzin ten top. De moed zou iedereen in de schoenen zinken. Omdat het niet uit te leggen is.

Toch gebeurt dit iedere dag. Alleen niet door één persoon. Om te voorkomen dat die uitvoerder knettergek wordt, is het volledige proces in heel veel kleine stukjes opgeknipt. Om het draaglijk te maken voor de werknemer(s) in kwestie. Om de dwaasheid van het systeem te verdoezelen. Om het geweten van de systeembeheerders (lees: de overheid) te sussen en de illusie in stand te houden dat het in Nederland goed geregeld is. Een groteske overtuiging en hemeltergende misvatting.

De oproepen tot ontschotten, tot domeinoverstijgend samenwerken, tot clusteren van instanties, zijn mede daarom tot mislukken is gedoemd. Omdat het de fundamentele weeffout niet kan verhullen. Tegelijkertijd zijn die oproepen een bewijs van het structureel falen van de overheid om al die facetten van de geldstroom te reguleren en te zorgen dat iedere Nederlander voldoende inkomen heeft om zonder dagelijkse geldstress van te leven. De voorbeelden van het pleisters plakken en noodverbanden aanleggen zijn legio: individuele inkomenstoeslag, kwijtscheldingsregelingen, het toeslagenstelsel, bijzondere bijstand en nog heel veel andere (gemeentelijke) inkomensondersteunende maatregelen. Terwijl het geld tegen de plinten klotst.

Verloop en activisme

Wat ook opvalt is het grote verloop in het sociaal domein, de zorg en het onderwijs door ziekteverzuim en ontslag nemen op zoek naar een andere baan. Nog een symptoom van het ongezond systeem: het is eensinful social structure. Mensen voelen diep van binnen feilloos aan dat het niet klopt en bezwijken onder de druk en verlamming van het verstoorde werkveld.

Tegelijkertijd is het te kort door de bocht om het een systemische crisis of systeemfalen te noemen. Niet alleen omdat het systeem wel werkt voor mensen mét geld, terwijl dat niet geldt voor degenen die rond het minimuminkomen zwerven. Wat op zijn beurt heel goed uitgelegd kan worden als onrechtvaardigheid en rechtsongelijkheid.

Het is vooral te kort door de bocht omdat ondanks de eerder door mij benoemde systeemdictatuur, wet- en regelgeving worden uitgevoerd door mensen van vlees en bloed. Die in staat zijn tot zelfstandige beslissingen. Professionals raken zeker verstrikt in regelingen, voorzieningen, protocollen en procedures die maatwerk niet eenvoudig maken. Maar het kan wel anders. Helaas zijn defensief gedrag, het niet mee willen denken, en uitzonderingen resoluut en routinematig van tafel vegen, aan de orde van de dag.

Terwijl er wel degelijk mogelijkheden zijn. Mits de uitvoerder bereid is die te onderzoeken en zich niet te laten beperken en ringeloren door foutieve en ingesleten aannames en interpretaties.

Dat vraagt wat. Namelijk activisme. Om de intensieve geldhouderij aan de kaak te stellen. Zonder tegengehouden te worden door angst of verlangen. Een beweging die van binnenuit komt. Vanuit het bestaande systeem en vanuit de persoon zelf. Een inspiratie en motivatie om actief te worden, om de vinger op de zere plek te leggen en bij te dragen aan het verlichten van het duister.

Het vraagt moed om die innerlijke drijfveer te openbaren en in te zetten. En ik durf er geld onder te verwedden dat het verloop en ziekte en heil elders zoeken spectaculair afnemen wanneer iedereen de vrijheid ervaart en zich eigen maakt, om dat sluimerende activisme tentoon te spreiden en in daden om te zetten.

Verdeeld zeer

Vorige week postte ik op LinkedIn een filmpje van Nieuw Zeer. Voor degenen die niet weten wat Nieuw Zeer is, dit zeggen ze over zichzelf: “Sketchserie over de hete hangijzers van nu, waar veel over gepraat en geschreeuwd wordt, maar te weinig om wordt gelachen.” Ze zijn intussen aan hun derde seizoen toe.

Bedelaar

In de sketch speelt Ilse Warringa een vrouw aan wie een bedelaar op een parkbankje om een euro vraagt. De vrouw weigert. De reacties op LinkedIn op het filmpje zijn wisselend. Sommigen vinden dat de vrouw met haar afwijzing en toelichting een punt heeft. Anderen vinden van niet. Een enkeling heeft het over de keus tussen iets kunnen doen en moeten doen. Weer anderen constateren dat ze een preek afsteekt in plaats van met de bedelaar in gesprek te gaan.

De brede waaier aan opmerkingen geeft al aan dat de video, ondanks de korte duur van 1 minuut en 16 seconden, gelaagd is en diverse (pijn)punten aanstipt.

Het eerste beeld is dat van een meneer die onderuitgezakt op een tas of kussen en een blikje bier in zijn hand een mevrouw om “een eurootje” vraagt. Hij is ongeschoren en maakt een beetje een laconieke indruk. Die euro krijgt hij niet, reageert de vrouw resoluut. Ze steekt van wal, laat hem de euro zien die ze hem wel wil geven, maar doet dat niet. Ze weigert voor zijn eigen bestwil. Ze helpt hem door geen geld te geven en vraagt of hij dat snapt. Vervolgens zegt ze dat ze hem geen geld geeft omdat ze hem zijn eigen initiatief niet wil ontnemen. Ze wil dat hij gaat werken en ze wil dat hij zijn leven weer oppakt. Ze heeft geld genoeg, kan hem zo honderd euro geven, maar dat lost niks op. Wel steunt ze hem, staat ze achter hem en is ze apetrots op hem als hij zichzelf aanpakt en uitdaagt. Dit alles zegt ze met een grote glimlach op haar gezicht.

De man verblikt of verbloost nauwelijks en vraagt: “Maar heb je een euro voor me?”

Vervolgens grinnikt de vrouw en zegt: “Je bent een mooie man. Je bent een mooi mannetje, echt waar.” Ze gunt hem het allerbeste, zegt ze, maar die euro – die ze omhoog houdt – krijgt hij niet. Ze lacht nog een keer, wenst hem een geweldige dag en loopt weg. De bedelaar gaat verzitten terwijl hij haar verward en ongemakkelijk nakijkt.

Vooroordeel of juiste inschatting

Vanuit een impliciete associatie – het beeld dat bestaat over bedelaars – zou je haar reactie kunnen begrijpen. Want waarom komt die meneer niet in beweging en zoekt hij geen huis? Wat helpt een euro? Waarom hangt hij daar in het park terwijl hij een sollicitatiebrief kan schrijven? Waarvoor is die ene euro? Voor meer bier? Of nog erger, voor drugs? Enzovoorts.

Bovendien: ze heeft toch gelijk dat ze hem op zijn kwaliteiten, op zijn zelfredzaamheid, op zijn eigen kracht aanspreekt? Ze gunt hem immers alles. Sterker nog: ze wil hem die euro wel geven, maar weet dat hem dat niet gaat helpen. Terwijl verandering van levensbelang is voor zijn toekomst.

Maar wat gaat er nou eigenlijk mis? Want het is helder dat dit geen lekker gesprek was. Om te beginnen: een lawine van aannames van de vrouw. Door een schijnbaar gebrek aan oprechte belangstelling en benieuwdheid. Want ze stelt geen enkele vraag. Ze bombardeert hem met stellingen en ‘goede bedoelingen’, zonder ook maar iets van zijn achtergrond te weten. Haar oordeel is kant-en-klaar. Ze praat niet met hem, maar tegen hem. Geen behoefte aan context. Geen besef van de grote invloed van die context op het getoonde gedrag. Geen gesprek vanuit betrokkenheid, maar oordelend via geveinsd engagement.

Daarnaast spreekt ze hem op infantiliserende toon aan. Denigrerend zelfs. Alsof hij als klein kind op zijn plek gezet moet worden. Alsof ze hem met haar toespraak wel even zal redden. Opnieuw: terwijl ze niet het flauwste benul heeft van de redenen waarom hij vanaf dat parkbankje bedelt.

Honderdtachtig graden

Deze houding, deze benaderingswijze, dit archetype, komt onder professionals helaas regelmatig voor. Vaak ingegeven door de doctrine van de participatiesamenleving. Zonder contact te maken, zonder betrokkenheid, maar gevangen in de dwangbuis van professionele distantie in plaats van nabijheid, verlamd door een haast geautomatiseerd reactief weerwoord.

Dat is het nieuwe zeer én het oude zeer. De neiging om mensen te categoriseren zonder hun verleden te kennen. Het onderliggende patroon niet herkennen en mensen opdrijven in plaats van remmende krachten weg te nemen. Wat contraproductief werkt – iets dat Kurt Lewin al heel lang geleden benadrukte. De vanzelfsprekendheid van snel oordelen zonder afstemmen. De min of meer blinde drang om vanuit de hoogte de ‘mislukte’ en ‘behoeftige’ mens te laten zien hoe die door anders te denken en doen alles kan veranderen. Dat het leven maakbaar is. Altijd. Als je maar wilt.

Daar moeten we echt eens mee ophouden. Bij voorkeur vandaag.

Want uit het filmpje blijkt ook dat haar handelen geen effect heeft. Haar boodschap komt niet aan bij de bedelaar. Het enige dat hij doet is haar beduusd aankijken en zijn vraag herhalen. Ze is in de veronderstelling dat ze juist heeft gehandeld, haar ‘triomfantelijke’ afscheid illustreert dat, maar heeft niet in de gaten dat ze de plank volledig misslaat.

Wanneer ze contact zou maken, vanuit haar hart, ontstaat er waarschijnlijk een heel ander gesprek. Zodra ze luistert en geen norm oplegt, groeit mogelijk een band. Dat maakt natuurlijk wel kwetsbaar, want dan kan ze ineens geraakt worden. Dat is het ‘risico’ dat ze loopt. Dat er een connectie ontstaat. En dat is misschien eng. Mogelijkerwijs zelfs ongewenst. Want verbinding kan zomaar betekenen dat je van binnenuit gemobiliseerd wordt en iets wil doen voor die meneer. Dan verdampt alle professionele distantie en wil je als mens voor die andere mens van waarde zijn. Als je jezelf toestaat om daardoor geïnspireerd te raken en uit je vertrouwde, veilige wereld stapt.

Zo simpel is het. Handelen vanuit mededogen. Meer is niet nodig. Beter gezegd: dat is alles.

De mens is de enige maat

Van alle dingen is de mens de maat, van de dingen die zijn dat zij zijn en van de dingen die niet zijn, dat zij niet zijn.

Protagoras van Abdera (± 485 – ± 415 v. Chr.)

Tijdens de vierdaagse basisopleiding schuldhulpverlening die ik afgelopen juni gaf, ontstond het gesprek dat vrijwel altijd ontstaat. Meestal begint het met een vraag of een stelling over de eigen verantwoordelijkheid bij het ontstaan van problematische schulden versus de complexiteit van het systeem dat diezelfde problematische schulden veroorzaakt dan wel toestaat.

De neiging een schuldige aan te wijzen is bijna overweldigend – zeker zodra het over problematische schulden gaat. Engelsen zouden zeggen: the urge to assign guilt for debt incurred is overwhelming. Het is de menselijke drang om te expliceren, om het dilemma hanteerbaar te maken, om goed en slecht te benoemen en onderscheiden, terwijl we feitelijk niet écht kunnen verklaren hoe iets is ontstaan. We zijn bevangen door de drang en illusie van begrijpen, zonder het licht van besef.

Los van het feit dat er sprake is van een ingewikkeld samenspel en van het (vrijwel altijd) ontbreken van een eenduidige oorzaak, wordt evenmin gezien dat de complexiteit van armoede en schulden veel groter is dan de eerder genoemde tegenstelling. Ook hier geldt: (over)simplificatie leidt niet tot verheldering. Er doet zich namelijk een gecombineerd krachtenveld voor van drie grote actoren in de armoede- en schuldenketen. Een machtssfeer waarbinnen (eigen)belang, gebrek aan ervaring met de dagelijkse praktijk, positionering, lobby en angst voor verlies van plaats aan de onderhandelingstafel, allemaal een rol spelen.

De drie hoofdrolspelers

De drie zijn achtereenvolgens: de overheid als (beoogd) leverancier van inkomenszekerheid, de schuldenindustrie en als laatste schuldhulpverlening in de breedste zin van het woord. Binnen deze driehoek speelt zich het ontstaan, bestrijden en in stand houden van armoede en schulden af. Uiteraard tegen de achtergrond (of desgewenst voedingsbodem) van de Westerse sociaaleconomische structuur zoals we die in Nederland kennen: de neoliberale invulling van kapitalisme die privatisering, marktwerking en verdienmodellen stimuleert. Een samenleving bovendien waar de bescherming tegen het maken van schulden veel beter moet zijn.

Maar ook hier dient nauwkeuriger gekeken te worden. Het zijn tenslotte drie abstracte begrippen: overheid, schuldenindustrie en schuldhulpverlening. De overheid bestaat uit verschillende deelnemende ministeries (onder andere Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Veiligheid en Justitie en Economische Zaken), de lokale overheid (gemeentelijke organisaties en andere bestuursorganen) en diverse belangenorganisaties (zoals VNG en Divosa).

De schuldenindustrie begint bij banken, creditcardmaatschappijen en andere kredietverstrekkers zoals Klarna, Riverty en Afterpay, bij gokbedrijven (terwijl het staatsgokbedrijf Holland Casino meer jongeren wil aantrekken!), en opnieuw de overheid als aanjager van armoede en schulden (lees De Boetefabriek maar eens), en eindigt bij incassobureaus, schuldenopkopers en deurwaarders.

Schuldhulpverlening bestaat uit het minnelijk traject (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening), het wettelijk traject (Schuldsaneringsregeling natuurlijke personen), schuldenbewindvoerders (Wet curatele, beschermingsbewind en mentorschap), en koepelorganisaties (waaronder NVVK, Bureau Wsnp en Horus) en belangenverenigingen (waaronder BBW, AVS en Sociaal Werk Nederland). In deze laatste categorie wordt trouwens ook mondjesmaat gesproken over mediation (Mediatorsfederatie Nederland).

Het is al decennia duidelijk dat deze drie groepen van spelers, deze drie zuilen, en zelfs partijen binnen de zuilen, tegengestelde, botsende en haaks op elkaar staande motieven en baatzucht hebben. Het resultaat is helder: zo goed als een patstelling, waardoor nauwelijks vooruitgang wordt geboekt, ondanks een eindeloze stroom aan initiatieven, convenanten en wetgeving. Die hierdoor zelden meer bereikt dan minimale verschuivingen. Inkomenszekerheid blijft ver buiten bereik (mede door de flexibilisering van de arbeidsmarkt), de schuldenindustrie blijft exorbitante winsten maken en schuldhulpverlening blijft onderpresteren. Het is vooral watertrappelen zonder land in zicht. En we weten allemaal dat je, hoe lang je dat ook volhoudt, uiteindelijk kramp krijgt, onderkoeld raakt en kopje onder gaat.

Om het helemaal onoverzichtelijk te maken: daartussenin bewegen zich tientallen vrijwillige schuldhulporganisaties (voor een belangrijk deel met inzet van ervaringskennis), juridische ondersteuning en sociaal raadsliedenwerk, systeemcertificering en -management, adviesorganen en onderzoeksbureaus, (krediet)registratiebureaus en andere informatiesystemen, detacheringsbureaus, advocaten en rechtspraak, opleidingsinstituten, privacywaakhond Autoriteit Persoonsgegevens, welzijnsorganisaties, (door de overheid gesubsidieerde) sociale ondernemingen, hogescholen en lectoraten, en niet te vergeten diverse softwareleveranciers.

Uomo vitruviano – Leonardo da Vinci

De burger verdwaald in het oerwoud

Te midden van deze verstikkende Gordiaanse knoop raakt de persoon of het huishouden met ernstige financiële problemen totaal verstrikt. Ieder perspectief wordt gesmoord in een eindeloze kluwen van bureaucratie, procedurefetisjisme en digitalisering. Waardoor die persoon of dat huishouden op het toppunt van ontreddering onder andere aan een schier onafzienbare trits eisen en voorwaarden moet voldoen om überhaupt te worden toegelaten tot enige vorm van financiële ondersteuning. Het is volkomen begrijpelijk dat velen vroegtijdig afhaken of zelfs helemaal niet geholpen worden, door iets wat ik enkele jaren geleden al de onmenselijke systeemdictatuur heb genoemd: het verstikkende juk dat voor management, uitvoering en belanghebbenden verlammend werkt. Daar is de verduistering is maximaal. Gelukkig zijn er wel lokale initiatieven die soelaas bieden.

Het moge duidelijk zijn dat de bovenaan geciteerde Homo Mensura stelling van de Griekse sofist Protagoras alle betekenis heeft verloren in deze chaos en verdwazing. Enige vorm van relativisme bestaat niet meer. Alles is verworden tot defensieve routines en angstig weigeren van enig maatwerk. Geen responsief in plaats van reactief overheidshandelen, geen werkveld overstijgende visie, geen bereidheid positie op te geven ten dienste van het grote goed, maar angstig vasthouden aan piketpaaltjes rondom het veroverde territorium. En al helemaal geen urgentie, moed en inspiratie om met de borstel over het schoolbord te vegen en met een schone lei te starten. In plaats daarvan: reguleringswaanzin ten top.

Ter illustratie een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 april 2024 over herziening van een Wajong-uitkering vanaf maart 2020 en terugvordering van  € 14.403,66. In de samenvatting stelt voorzitter E.J.J.M. Weyers:

“Het gaat in deze zaak over de vraag of het UWV terecht tot gehele herziening en terugvordering van een Wajong-uitkering is overgegaan in verband met de door appellant gevolgde studies en genoten inkomsten uit arbeid. Volgens appellant moet rekening gehouden geworden met het niet adequaat handelen en lange stilzitten van het UWV. De Raad volgt dit standpunt van appellant en komt tot het oordeel dat bij de beoordeling of er sprake is van een dringende reden, niet alleen rekening moet worden gehouden met de gevolgen van de herziening en terugvordering, maar ook met de oorzaak daarvan. Daarbij spelen alle feiten en omstandigheden van het geval, en ook de evenredigheid, een rol. De Raad oordeelt dat het UWV ten onrechte niet alle feiten en omstandigheden heeft meegewogen bij de vraag of sprake is van een dringende reden om van gehele of gedeeltelijke herziening of terugvordering af te zien. Het UWV heeft eveneens ten onrechte niet getoetst aan het evenredigheidsbeginsel.”

Een hoopgevende uitspraak, waarin de hoogste bestuursrechter in socialezekerheidszaken onmiskenbaar de nadruk legt op dat wat verder gaat dan simpelweg de regels toepassen. Een inzicht dat hopelijk navolging gaat vinden binnen de rechtspraak in het algemeen en het sociaal domein in het bijzonder. Een eerste voorbeeld hiervan is de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 7 juni 2024. Daarin wordt op basis van het evenredigheidsbeginsel vastgesteld dat het terugvorderingsbedrag niet evenwichtig is en wordt de terugvordering door de bestuursrechter gematigd tot de helft van het oorspronkelijke bedrag.

De reactie op de uitspraak door Johanna Hirscher, lid van de Raad van Bestuur UWV, was zowel verheugend als verbijsterend: “Wij zijn blij met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. We weten dat een terugvordering grote gevolgen kan hebben voor de cliënt. En deze uitspraak geeft ons de mogelijkheid om hier anders mee om te gaan. We willen dat onze cliënten zich gezien, gehoord en geholpen voelen en deze uitspraak helpt ons daarbij. Tijdens de zaak hebben wij de rechter daarom ook specifiek gevraagd om ons hiervoor de ruimte te geven. Met de uitspraak hebben we die gekregen. We weten dat het een lange weg is geweest voor de cliënt en zijn ouders. Met hun doorzettingsvermogen hebben ze het mogelijk gemaakt dat wij meer ruimte hebben om anders om te gaan met terugvorderingen.”

Ze wist dus al jaren dat het UWV in handhaving en terugvordering onnodig hard is geweest. Maar onder het mom van “we mogen niet anders van de wet” (wat een zwak excuus!), heeft het UWV de hardvochtige uitvoering van regels en beleid ongewijzigd gelaten. Terwijl ze donders goed beseften dat er buitenproportioneel leed werd toegebracht. Of ze hebben het nooit gezien omdat ze verblind werden door het genadeloze systeemdenken. Dat laatste is misschien nog wel erger dan het eerste.

Hoe dan ook, waar was het doorzettingsvermogen van het UWV? Hirscher doet voorkomen alsof het UWV zonder deze uitspraak niet in staat is geweest anders te handelen. Dat is natuurlijk de grootste onzin. Het spectrum aan overwegingen is veel groter dan alleen maar een binair ja of nee. Er is altijd een keus om te wikken en te wegen en af te wijken. Altijd. Het is geen academisch probleem. Want ook hier geldt: de mens is de enige maat.

Terug naar het begin

Nu weer naar de basisopleiding schuldhulpverlening waar het gesprek ontstond. Het blijkt bijna onmogelijk om beweging te krijgen in de drie opponerende partijen en vertegenwoordigers. Ze gedragen zich net zo halsstarrig als het UWV in het voorbeeld hierboven. Ook vanwege het ontbreken van een krachtige voortrekker die de moed heeft liefdevol tegen heilige huisjes te schoppen. Wat een trieste conclusie is. Omdat degene die het zonder hulp niet redt, vermalen wordt tussen strijdkrachten in een arena waar de protagonisten van geen wijken willen weten, schermend met wet- en regelgeving, de eigen positie tot de dood verdedigend.

Mijn pleidooi blijft daarom om die drie zuilen samen te voegen tot één. Richt een Ministerie van Bestaanszekerheid op, waar alles rondom bestaansinkomen (dat de huidige structurele en tijdelijke inkomensondersteunende en minimaregelingen overbodig maakt) en schulden geregeld is – met een Wet Bestaanszekerheid als grondslag. Geef de minister van Bestaanszekerheid drie staatssecretarissen: Onderwijs en Werk, Financieel Welzijn (zie mijn wetvoorstel Wet integrale schuldsanering Wis), en Zorg. Hierdoor worden alle leefgebieden, zoals beschreven in de Grondwet (artikelen 19 tot en 22) onder een dak gebracht. Daarmee wordt het ministerie van Bestaanszekerheid (en misschien zelfs Bestaansveiligheid) dé voorvechter van het streven naar een menswaardig bestaan nu en in de toekomst. Omdat de mens de enige maat is.

Om met Gregory House uit de gelijknamige televisieserie te eindigen: “Rules are just helpful guidelines for stupid people who can’t make up their own minds.” Laat dat goed doordringen tot alle betrokkenen bij inkomenszekerheid, schuldenindustrie en schuldhulpverlening. Tot we allemaal beseffen dat wet- en regelgeving nooit de waardigheid van de mens mag overtroeven. Maar dan ook echt nooit.

Banden smeden over de grens heen

Tijdens het lezen van het boek Armoede uitgelegd aan mensen met geld van Tim ’S Jongers en de NRC column Een hartgrondig gvd van Youp van ‘t Hek, werd ik overvallen door een gedachte: hoe komt het eigenlijk dat er geen échte beweging zit in de aanpak van armoede en schulden? Nu ik de afgelopen dertig jaar overzie – de jaren dat ik in de wereld van armoede en schulden werk – valt me iets cruciaals op: er is geen verbinding.

Er bestaan grofweg twee bubbles zodra het over armoede en schulden gaat. De kring waar men vanuit betrokkenheid, beroep of ervaringskennis is aangesloten op het leed dat door financiële problematiek wordt veroorzaakt. En de kring waar men er niet mee begaan is, omdat er geen betrokkenheid bestaat en geen direct contact met mensen met financiële problemen. Deze twee werelden existeren strikt gescheiden naast elkaar.

In de eerste wordt met grote regelmaat gesproken over, onderzoek gedaan naar en geld vrijgemaakt voor het bestrijden van armoede en schuldenproblematiek. Publicaties struikelen over elkaar om via diverse gezichtspunten, strategieën en beleidsterreinen het vraagstuk te fiksen. Vooralsnog zonder merkbaar effect. Wel spreken we elkaar aan en luisteren en bevestigen we dat we het roerend met elkaar eens zijn en dat het nou toch eindelijk eens goed aangepakt moet worden. Soms wordt er gezellig samen gemopperd. Evenmin met veel gevolg. Dit is zichtbaar op sociale media zoals LinkedIn en X, maar ook tijdens de vele congressen, bijeenkomsten en debatten. Bijval is meestal niet van de lucht, klaterend applaus en felicitaties evenmin. Mild chargerend: we preken voor eigen parochie.

In de tweede wordt niet of nauwelijks over de problematiek gedacht of gesproken. Armoede en schulden behoren niet tot die leefwereld. Hoogstens als het over die arme kindertjes in Afrika gaat. In dit milieu bestaat ook bijna geen bewustzijn of weten over de problematiek in Nederland. Wanneer diegenen een praktijkvoorbeeld wordt voorgeschoteld, zijn ze sprakeloos en ontstaat een (meestal kortstondig) gevoel van schaamte en verbijstering, of is het antwoord reflexmatig: moeten ze maar (harder) gaan werken; ze hebben het er zelf naar gemaakt; waar een wil is, is een weg; profiteurs die parasiteren op onze belastingcenten. Er bestaat geen belangstelling of mededogen. Onverschilligheid troef. Dat (ongewenste) deel van de samenleving bevindt zich immers in de marge, aan de andere kant van de kloof, en is dus oninteressant. Hoogstens een last voor de economie.

Zoals gezegd, deze twee werelden bestaan los van elkaar. Soms komen ze even met elkaar in aanraking. Tijdens een televisieprogramma, een benefietvoorstelling of een paneldiscussie georganiseerd door een studiecentrum. Waar het verschil van inzicht keurig afgebakend blijft en de dagvoorzitter zonder overtuigingskracht pogingen doet hoopgevende ontwikkelingen te schetsen. Daarna gaat ieder weer zijns weegs. Terug naar de kudde waartoe ze behoren. Iedere toenadering in de kiem gesmoord. Status quo vakkundig gehandhaafd.

De afgelopen drie decennia zie ik de bekende experts, specialisten en geleerden uit de eerste bubble in relatief klein gezelschap met elkaar optrekken. Zij vormen de frontlinie. We weten allemaal wie dat zijn. Ze vertolken al heel lang hetzelfde geluid, vooralsnog zonder veel resultaat. Dat komt deels ook omdat ze menen te moeten wikken en wegen: hoeveel kan ik zeggen zonder mijn luisterend oor (bij de mensen die ‘aan de knoppen draaien’) te verspelen? Belangen, positionering, netwerk, angst status en krediet te verbeuren bepalen uitingen en gedrag. Waar sommigen in het begin nog van leer trokken, hebben ze hun toon nu gematigd, omdat ze nu ook tot de fine fleur behoren. Omzichtig formulerend, ieder woord op een goudschaaltje, niemand voor het hoofd stotend, krachteloze teksten, liters water bij de wijn. Netto opbrengst te verwaarlozen.

De andere bubble heeft een duidelijke identiteit, maar geen bekende mensen die het gezicht vormen. Natuurlijk zijn er politici die hun boodschap verkondigen over mensen die in armoede leven, maar hen bedoel ik niet. In zekere zin is het ook wel logisch dat die andere bubble amper herkenbare vertegenwoordigers kent, misschien op iemand uit het bedrijfsleven na die het tot multimiljonair heeft geschopt. Ergens ook wel te begrijpen: naar het bestaan van rijkdom in combinatie met onwetendheid over armoede wordt volgens mij geen onderzoek gedaan. Succesverhalen daarentegen vullen vele docusoaps, maar dat zijn vooral egodocumenten om te getuigen van een maakbare wereld waarin iedereen een topper kan worden. Als je maar echt wil, ambitie toont en je kansen grijpt. Dan is niets onmogelijk.

Ruyi Bridge voetgangersbrug in Taizhou, Zhejiang, China

Eigenlijk kan het niemand verbazen dat er geen beweging zit in het oplossen van armoede en schulden: er is (nog) geen bruggenbouwer die deze twee werelden in de diepte aan elkaar voorstelt. Terwijl daar nu meer dan ooit behoefte aan is. Er is niemand opgestaan die de karikatuur achter zich laat en de kloof tussen de twee belevingswerelden weet te dichten. Iemand die de taal van beiden spreekt, die niet alleen uit is op lof van eigen entourage of een schouderklopje voor communicatief en politiek zorgvuldig laveren. Iemand die laat zien dat polarisatie desastreus is. Die het lijden voelbaar kan maken, die mensen kan bewegen tot inzet, tot bijdragen aan een duurzame oplossing. Iemand die de verschillen belangeloos overstijgt – desnoods in scherpe bewoordingen.

Iemand die zorgt dat welvaart, welzijn en bestaansveiligheid een vanzelfsprekendheid zijn waaraan iedereen wil bijdragen, ongeacht afkomst, (politieke) ideologie of plek op de sociaalmaatschappelijke ladder. Iemand die vanuit het hart spreekt en het hart van de ander opent. Zodat opvattingen transformeren, het vertrouwen herstelt, de samenleving zich verenigt en besef van eenheid vorm krijgt. Om te bewerkstelligen dat het ontstaan van armoede en schulden volwaardig wordt verlicht. Letterlijk en figuurlijk. Zonder hyperbool of drama. Maar gewoon. Omdat we er als geheel van groeien.

Professionele deflectie: een dodelijk kunstje

Wantrouwen ten opzichte van de overheid is al jaren een heet hangijzer. In de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen heeft achterdocht volgens vele duiders en experts een doorslaggevende rol gespeeld. De (on)verwachte ruk naar (radicaal) rechts wordt in de media verklaard door te wijzen naar groeiend gebrek aan geloof in de goede bedoelingen van de overheid. De vraag is alleen of deze (enigszins) eenvoudige verklaring hout snijdt. Ligt het echt bij de overheid, of bij vertegenwoordigers van de overheid? Zo bekeken, ligt de bron van het wantrouwen mogelijk dichterbij.

De manier waarop de overheid (een abstract begrip dat het sowieso lastig maakt aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid ergens neer te leggen) zich de laatste jaren heeft gepresenteerd, verdient allesbehalve de schoonheidsprijs. De zich nog altijd voortslepende toeslagenaffaire heeft, naast de gaswinning in Groningen en afwikkeling van de aardbevingsschade, diepgewortelde institutionele discriminatie en ongekend systeemfalen blootgelegd. Recente berichtgeving over dezelfde misstanden bij UWV en DUO bevestigen dat alleen maar. Daarnaast is de wetgeving in het socialezekerheidsstelsel voor een aanzienlijk deel gebaseerd op wantrouwen ten aanzien van de burger. Bovendien heeft de ontmanteling van de verzorgingsstaat en het in het leven roepen van de participatiesamenleving voor velen grote gevolgen gehad, omdat voorheen vanzelfsprekende ondersteuning ineens betaald moest worden of geheel wegviel, zonder een geboden alternatief.

Dat heeft bij heel veel mensen kwaad bloed gezet, niet zelden omdat ze zelf slachtoffer zijn (geweest) van bovengenoemde misstanden. Vervolgens worden politici en bestuurders via onderzoeken ter verantwoording geroepen, maar zij ontspringen veelal de dans en vinden hun heil elders. Sterker nog: terwijl enquêtecommissies vernietigende rapporten produceren, draait de banencarrousel op volle toeren.

Tel daarbij de vele crises op die de kop opsteken: inflatie, armoede, energie, wonen, klimaat, onderwijs en zorg, en de chaos lijkt compleet. De meerderheid van de Nederlandse bevolking komt in aanraking met een of meerdere van deze levensgroot opdoemende vraagstukken. Ook hierop heeft de politiek geen sluitend antwoord en wijst naar de Europese Unie als boosdoener of trekt zich terug in onheilspellend stilzwijgen. Er is in ieder geval geen sturend centrum dat de teugels in handen neemt en het land en haar inwoners op weg helpt richting het licht aan de horizon waar aan duurzame bestaansveiligheid gewerkt wordt.

Dit complex aan (onder)stromen en opgaven voedt het ongenoegen en de polarisatie, mede aangewakkerd door reguliere en social media. Slimme politiek leiders grijpen die groeiende onvrede aan om zieltjes te winnen, lopen voorop in framing en oversimplificatie, en moedigen mensen aan de randen van vrijheid van meningsuiting en democratie op te zoeken, terwijl ze spierballentaal bezigend gretig zondebokken aanwijzen en pertinente leugens verkondigen. De laatste uitwas van het promoten van dit radicale wereldbeeld door politici, is de burger die zich soeverein en autonoom verklaart met alle gevolgen van dien.

Stapeling

Intussen is er een stortvloed aan artikelen verschenen die op allerlei manieren de verharding, de polemiek en de groeiende kloof tussen partijen en bevolkingsgroepen tracht te verklaren. Maar een steekhoudend verhaal blijft uit. Natuurlijk wordt naar de opeenhoping van eerdergenoemde crises gekeken – die door vingerwijzen en suggestieve berichtgeving aan de gebruikelijke verdachten worden toegewezen. Natuurlijk wordt geconcludeerd dat deze crises een passende respons vergen. Natuurlijk is duidelijk dat die respons uitblijft. Waardoor het onbehagen groeit, mensen in opstand komen en als uitdrukking van dat misnoegen vooral tegenstemmen. Wat het einde van de beschouwing lijkt.

Maar daar houdt het natuurlijk niet op. De vraag is hoe het komt dat er geen passende respons is. De vraag is waarom het traditionele onderscheid tussen progressief en conservatief (en het onderlinge gekissebis tussen die twee) de kwestie alleen maar complexer maakt. De vraag is waarom links en rechts typeringen zijn die de lading niet langer dekken. De vraag is waarom zoveel mensen zich niet meer herkennen in het klassieke politieke landschap en het geraffineerd populisme de boventoon voert. Daarop blijft men de antwoorden schuldig. Terwijl een antwoord feitelijk niet moeilijk te vinden is.

Want de verbale handigheid die iedere bestuurder en politicus tegenwoordig bezit – na vermoedelijk vele uren oefenen in mediatrainingen onder leiding van duurbetaalde communicatieadviseurs – zorgt voor een onverwachte bijwerking. Want mensen voelen feilloos aan dat de gesproken woorden geen of nauwelijks waarheid bevatten en ze beseffen dat ze in het ootje genomen worden door de behendig fabulerende bewindspersoon. Ze voelen aan hun water dat ze met een kluitje in het riet gestuurd worden. En dat wekt woede en frustratie op. Omdat het door de burger uitgesproken en ervaren wantrouwen en onbegrip opnieuw wordt beantwoord met onzuivere koffie.

Spiegelpaleis

Kiezers zetten zich af omdat ze zich op basaal niveau realiseren dat ze niet serieus genomen worden. Dat een web van halve waarheden en hele leugens gesponnen wordt in een narratief zonder bodem. Dat de glimlach een façade is. Dat de gedebiteerde betrokkenheid en schaamte vals is. Dat de belofte om het beter te gaan doen holle retoriek is. Daar wordt het zaadje geplant. Daar ligt de kiem van het versterken van het fundamenteel wantrouwen. Daar ligt de oorzaak van de politieke aardverschuiving.

Politici hebben zichzelf gediskwalificeerd. Ze hebben ieder greintje geloofwaardigheid verkwanseld door professionele deflectie, die tot zogenaamde kunst is verheven. Geen enkele vraag van een journalist of presentator wordt beantwoord. Binnen de kortste keren wordt er een draai gemaakt en een vooraf bekokstooft verdichtsel verkondigd. Een mythe die weinig tot niets met de gestelde vraag te maken heeft. Waarna de politicus in kwestie tevreden voor zich uit kijkend constateert dat het goed gegaan is. Terwijl hij of zij niet begrijpt dat de afstand tussen hem of haar en de luisteraar of kijker alleen maar groter is geworden door het gewiekste betoog. Er is geen begrip ontstaan, alleen maar weerzin. Omdat de subtekst helder is: ik vertel mijn eigen verhaal en neem jullie per definitie niet serieus.

Omslag

Het is verbazingwekkend dat politiek Nederland dat niet in de gaten heeft. Sterker nog: het is verbijsterend dat ze niet zien dat de partijen nu zegevierend uit de laatste verkiezingen zijn gekomen, veel beter in staat zijn aan te sluiten bij dat wat er in de samenleving leeft. Het is ongelooflijk dat de gevestigde orde niet aanvoelt dat ze met ieder ontwijkend antwoord, hun eigen ruiten blijvend ingooien en kiezers nog meer in de armen van (radicaal) rechts drijven.

Wanneer men het tij wil keren, men wil voorkomen dat we een radicaal-rechtse regering krijgen die grondwettelijke verworvenheden aan de laars lapt en Nederland isoleert van de rest van Europa – behalve medestanders zoals de Italië en Hongarije – zal men moet stoppen met dit dodelijke kunstje.

Mensen zien niet alleen het onbetrouwbare gedrag van de overheid, maar vooral het onbetrouwbare gedrag van degenen die de overheid vertegenwoordigen. Wanneer die vertegenwoordigers hierin volharden en zo het wantrouwen alleen maar vergroten, gaat het niet goedkomen. Uiteindelijk laten mensen zich niet voor de gek houden. Intuïtie vertelt hen loepzuiver dat gedrag en woorden niet kloppen, dat het vertelde verhaal te wantrouwen is, dat uitgekiende woordkeus niet hetzelfde is als de waarheid vertellen, dat de goede bedoelingen schroot onder een dun laagje chroom zijn. Daarop is de politiek keihard afgerekend. Hoogste tijd om daar lering uit te trekken. Anders is de uitslag van de laatste verkiezingen geen incident, maar het begin van een reeks.

Zelforganiserende structuren

The greatest enemy of knowledge is not ignorance, it is the illusion of knowledge.

Daniel Joseph Boorstin (1914 – 2004)

In de natuur doen zich veel bijzondere fenomenen voor. Eén van die fenomenen is het proces van zelforganisatie. Denk bijvoorbeeld aan kristallisatie onder hoge druk, een kudde gnoes en zebra’s op de savanne, een zwerm spreeuwen vlak voor zonsondergang of het adembenemende dansen van een school haringen. Een in eerste instantie chaotisch systeem gaat ongeleid interacties aan en vormt zo (schijnbaar vanzelfsprekende) bewegingen en structuren. Ook ons zonnestelsel is een voorbeeld van zelforganisatie; in dit geval onder invloed van onder andere zwaartekracht.

Voor het verschijnsel zelforganisatie bestaan diverse natuurkundige verklaringen en wiskundige definities, zoals de gulden snede en de rij van Fibonacci. De gulden snede toont ook aan dat het optreden van zelforganisatie vaak esthetisch aangenaam is: we vinden het mooi. Zoals we de spiralen van de romanesco bloemkool fascinerend vinden, net als de rangschikking van de zaden in het hart van een zonnebloem of het patroon van de schubben van een dennenappel.

Romanesco bloemkool

Keerzijde

Zodra mensen zich in grote getale bewegen, ontstaan er net zo goed structuren. Kijk maar eens naar de film Koyaanisqatsi uit 1982, waarin regisseur Godfrey Reggio, begeleid door de hypnotiserende muziek van Philip Glass, dat in vertraagde en versnelde beelden laat zien. Tegelijkertijd onthult die film ook de onbalans, de fragmentatie en ontworteling van ons huidige bestaan. Wat de roep om een fundamentele ommezwaai, het verlangen naar een andere manier van leven, des te pregnanter maakt.

Zelforganisatie heeft ook een, minder aangename, keerzijde. De natuur laat dit opnieuw heel goed zien. De mierenmolen (ant mill) is het meest aansprekende voorbeeld. Want wat gebeurt er?

Trekmieren communiceren met elkaar en volgen elkaar met behulp van feromonen. Ze leven niet in mierenhopen, zoals de meeste andere miersoorten. De kolonie trekt in zijn geheel door het oerwoud, voortdurend op zoek naar voedsel. Trekmieren zijn zeer agressieve mieren. Hun rooftocht laat vaak een spoor van vernieling achter. Tijdens die onverzadigbare rooftocht kan een (klein) deel van de kolonie wel eens letterlijk het spoor bijster raken. Ze verliezen contact met de foeragerende meute omdat ze de chemische broodkruimels, de feromonen, hebben gemist en verdwalen vervolgens.

Ze raken afgescheiden van de kolonie, want de mieren weten immers niet beter dan elkaars feromonen te volgen. Het gaat mis omdat ze het contact met de kolonie zijn kwijtgeraakt. Desondanks blijven de afgesplitste mieren feromonen afscheiden om hun pad aan te geven. Een misleidend pad voor de degene die er achteraan loopt. Want het leidt nergens toe. Immers, wanneer iedereen zijn voorganger volgt, loopt er niemand voorop en iedereen achter elkaar aan. Op dat moment kan een mierenmolen ontstaan, waarin de mieren elkaar in een dodenspiraal volgen. Die soms tientallen meters in doorsnee kan zijn. Er is geen begin en geen einde meer.

Mieren die in zo’n dodelijke cirkel achter elkaar aan marcheren, als in een danse macabre, dat kan er van buiten af wellicht mooi uitzien, het einde is dat meestal niet. Het gebeurt maar zelden dat de spiraal zichzelf oplost en de bedwelmde mieren het spoor van hun verloren volk herontdekken. Meestal sterven de mieren in die molen van honger en uitputting, omdat ze geen uitweg ontdekken uit de enige oplossing die ze kennen: volg de feromonen.

Schuldhulpverlening

Het beeld bleef me bij en ik zag vrijwel direct een parallel met het sociaal domein in het algemeen, en schuldhulpverlening in het bijzonder. Want laten we wel wezen, we lopen toch al jaren in kringetjes achter elkaar aan?

Schuldeisers, incassobureaus, deurwaarders, schuldhulpverleners, beschermingsbewindvoerders, Wsnp bewindvoerders, detacheringsbureaus, opleidingsinstituten, onderzoeks- en adviesbureaus, koepelorganisaties, belangenbehartigers, beroepsverenigingen, stichtingen, lectoraten, universiteiten, hogescholen, commissies, politici, beleidsmakers, bestuurders, ervaringsdeskundigen, vrijwilligers, rechters, advocaten, sociaal raadslieden. Een overbevolkt eiland dat is losgeraakt van het vasteland, zonder kompas navigeert en reddeloos verloren afdrijft.

De complete schuldenindustrie heeft zich afgesplitst van de rest van het sociaal domein en dreigt een steeds groter deel van het sociaal domein mee te slepen. Alle deelnemers lopen achter elkaar aan in een kringloop die geen oplossing meer kent. Alleen een interventie van buitenaf kan de betovering nog verbreken, zoals in de ballade van de tovenaarsleerling van Johann Wolfgang von Goethe, waar de niet volleerde leerling wordt gered door ingrijpen van zijn oude meester.

In de schuldenindustrie is er geen oude meester en helpt magie niet. Een wonder misschien wel. Want niemand is gebaat bij het eindeloos rondjes draaien. Niemand is gebaat bij een miljarden verslindende onderneming die een wereldschokkend groot negatief rendement heeft. Niemand is gebaat bij het rondpompen van geld waarvan iedereen claimt er recht op te hebben, maar dat uiteindelijk van niemand is.

In de bijbel wordt in Deuteronomium 15 vers 1 en 2 al gesproken over kwijtschelding: “Na verloop van zeven jaar moet u kwijtschelding verlenen. Dit nu is wat de kwijtschelding inhoudt: iedere schuldeiser die iets aan zijn naaste geleend heeft, moet hem dat kwijtschelden. Hij mag van zijn naaste of zijn broeder geen betaling eisen, aangezien men een kwijtschelding heeft uitgeroepen.” Men begreep toen al heel goed dat iemand eindeloos met schuld achtervolgen onmenselijk is.

In 2019 werd gepleit voor een landelijk generaal schuldenpardon. Een oplossing die vanuit zowel financieel als humaan oogpunt uitstekend te verdedigen is. Tegelijkertijd speelt de gereformeerde opvatting dat we moeten boeten voor onze schulden kennelijk nog een grotere rol dan we vermoeden dan wel wensen toe te geven, waardoor dat voorstel nooit serieus genomen is.

We menen het allemaal zo goed te weten. Een tsunami aan onderzoeken, rapporten en adviezen veronderstelt alle opvattingen en inzichten en wijzigingen te stutten. Een illusie, blijkt. Want de afgelopen 25 jaar is er akelig weinig vooruitgang geboekt.

Heraansluiting

Misschien kunnen we het opnieuw aan ons inherente zelforganiserend vermogen overlaten. De hypnose en verlamming van het feromonenspoor van wet- en regelgeving loslaten en op kleine schaal verbinding zijn werk laten doen. Ons op de natuurlijke gang der dingen verlaten en die stroom volgen. De wijze raad van oude mannen ter harte nemen zodat de begoocheling openbreekt en het wonder kan geschieden. In het volle vertrouwen dat niemand het zeker weet en alles mogelijk is. Het wordt waarschijnlijk mooier dan we ooit hebben kunnen bedenken.

Broddelwerk contra bestaanszekerheid

Afgelopen 1 juli 2023 is de wetswijziging van de Faillissementswet ingegaan. De wettelijke schuldsaneringsregeling is ingrijpend gewijzigd, met als voornaamste aanpassingen de verkorting van de looptijd, de inkorting van de te goedertrouwtoets en het schrappen van de tienjaarstermijn bij hernieuwd beroep op het wettelijk traject. Dit heeft logischerwijs ook tot verstrekkende veranderingen in het buitengerechtelijke traject schuldhulpverlening geleid. Tegelijk heerst er nog veel onduidelijkheid over alle gevolgen. Zeker nu er rechters en schuldeisers zijn die de herzieningen bekritiseren of zelfs deels negeren.

Solistisch en overhaast

Om te beginnen bleek al snel dat de verschillende ministeries, koepelorganisaties en adviesorganen opnieuw niet gezamenlijk zijn opgetrokken. De aangekondigde ingangsdatum van de wetswijziging van 1 januari 2024 werd in 2022 door betrokken partijen met verbazing ontvangen. Waarom toch zo lang wachten? Onder andere onder druk van vroegtijdig anticiperen op de nieuwe wetgeving door minister Schouten en de NVVK, heeft minister Weerwind uiteindelijk besloten de wijzigingen per 1 juli 2023 in te laten gaan. Zonder goed beeld te hebben van de haken en ogen. De geschiedenis blijft zich herhalen. Bij de vereenvoudiging van de beslagvrije voet in 2021 (die helemaal geen vereenvoudiging blijkt in de praktijk), zijn dezelfde fouten gemaakt. De incompetentie en het gebrek aan regie stralen er weer van af. Niemand beseft dat er een gezamenlijk opgave bestaat, men etaleert hoogstens een zweem van plichtmatige urgentie. Het blijft een potje grootspraak en wensdenken. Het leervermogen van de wetgevers en beleidsmakers blijkt opnieuw niet bestaand. Men suggereert van alles, maar kan niets waarmaken. Of de bewust gemaakte keuzes zijn zodanig dat vooral electorale belangen en posities in de schuldenindustrie behartigd worden.

Diverse amendementen in de wetswijziging hebben ervoor gezorgd dat burgers met financiële problemen sneller van hun schulden af zijn. Het juk van jarenlang boeten voor de schuld is een stuk lichter geworden. Gedwongen van een minimum leven – dat eigenlijk al lang niet meer houdbaar is als (sociaal) minimum – is draaglijker geworden nu de finishlijn een stuk dichterbij ligt. Tegelijkertijd blijft de vraag of de doorstroom met deze wijzigingen bevorderd wordt, zoals in de titel van de wetswijziging staat. Het lijkt eerder een amechtige poging de zieltogende Wsnp te reanimeren. Waarschijnlijk een vergeefse krachtsinspanning. Zeker wanneer het politieke klimaat na de aanstaande verkiezingen verandert en burgers met schulden niet langer met fluwelen handschoen worden behandeld.

Verwarring en chaos

Intussen hebben rechters in vonnissen al gesteld dat er sprake is van rechtsongelijkheid, dat redelijkheid en billijkheid onvoldoende zijn verankerd in de wetswijzigingen, stellen schuldeisers aanvullende eisen in het minnelijke traject waardoor in de praktijk de looptijd alsnog verlengd wordt, overheerst alom frustratie over het mankerende overgangsrecht, bestaat er door grote gemeentelijke beleidsvrijheid een onwenselijk verschil in aanbod per gemeente, worstelt de schuldhulpverlener met het nieuwe ritme van hercontroles en herberekeningen (waarover niet is nagedacht), bestaat de angst dat de materiële looptijd van de Wsnp onvoldoende is om alle werkzaamheden zorgvuldig uit te voeren, gaan schuldeisers mogelijk eerder beslag op inkomen leggen omdat een schuldsanering nog minder oplevert, vrezen beschermingsbewindvoerders niet alleen dat ze nog minder tijd krijgen, maar ook dat het (verdienmodel) schuldenbewind gaat verdwijnen, willen schuldeisers garanties wat betreft het voorkomen van recidive en ontbeert het minnelijk traject nog altijd slagkracht omdat het geen juridische basis kent.

Kortom: er wordt aan de achterkant en halverwege het traject aan van alles gemorreld en geknutseld, maar helpen doet het allemaal niet. De uitgesproken ambitie om burgers met financiële problemen na beëindiging van het traject via interventies financieel redzaam te maken, het traject schuldhulp als tweetrapsraket presenterend (eerst oplossen, daarna opvoeden), lijkt eveneens een holle frase. Zeker omdat nooit goed is onderzocht en vastgesteld wat financieel redzaam precies betekent, laat staan dat we weten hoe effectief die vele interventies zijn.

Om nog maar te zwijgen over het feit dat we wél weten dat er een groeiende groep burgers is die structurele ondersteuning nodig heeft, omdat ze simpelweg niet (meer) kunnen meedoen in deze complexe (digitale) wereld en het utopische modelgedrag nooit zullen leren. Niet uit onwil, maar vanwege de onmogelijkheid die vaardigheden onder de knie te krijgen. Een groep die wel duidelijk in beeld is aan de voorkant van het sociaal domein, zoals in buurthuizen en bij vrijwilligersorganisaties. Helaas wordt van die vindplaats nog steeds veel te weinig gebruik gemaakt, omdat territoriumdrift en denken in eilandjes de boventoon blijven voeren. Ook hier is geen sprake van samenwerking in de ware zin van het woord. Terwijl diverse publicaties helder de vinger op de zere plek leggen [Spectrum augustus 2023].

Rekensommen

Een ander punt dat maar niet voor het voetlicht komt, is de financiële investering in een traject schuldhulpverlening versus de opbrengst ervan. Weliswaar wordt in Schuldhulpverlening loont! [Regioplan juli 2011] verondersteld dat elke euro die gemeenten aan minnelijke schuldhulpverlening besteden, op andere plekken – zoals minder huisontruimingen en korter gebruik van uitkeringen – leidt tot gemiddeld twee euro aan kostenbesparing, maar vertelt de Benchmark Armoede en Schulden [Divosa 2018] een heel ander verhaal.

In een video stelt Divosa dat schuldhulpverlening in een fictieve gemeente van 50.000 inwoners gemiddeld € 632.119 per jaar kost. In die fictieve gemeente melden zich jaarlijks 230 huishoudens, waarvan er 122 ook daadwerkelijk hulp krijgen. Dat levert een kostenpost op tussen afgerond € 2.750 en € 5.180 per huishouden – afhankelijk van de berekeningswijze. De gemiddelde uitvoeringskosten per dossier bedragen dan € 3.965. Aan de andere kant weten we dat in meer dan de helft van de minnelijke trajecten voor de schuldeisers heel zelden meer gereserveerd kan worden dan de minimale afdracht van € 60 per maand. Met de nieuwe looptijd van een traject van 18 maanden, resulteert dat in € 1.080 voor alle schuldeisers. De rekensom is dan eenvoudig: voor ruim de helft van de aanvragen schuldhulpverlening geldt dat de kosten de baten ruimschoots overschrijden. Waarom dan nog een traject optuigen? Er is immers sprake van een bizarre kosteninefficiëntie.

Als een buitengerechtelijk traject niet slaagt en een beroep op de Wsnp wordt gedaan, is de rekening uiteraard nog veel hoger, en is het negatief saldo van de sanering substantieel roder. Het zou dan zomaar kunnen dat het oplossen van schulden zes tot acht keer zo duur is als de opbrengst van het traject. Overigens blijft er aan het eind van een wettelijk traject met grote regelmaat helemaal niets voor de schuldeisers over, omdat allerlei kosten en het salaris van de Wsnp-bewindvoerder uit de boedel (het gespaarde bedrag) betaald moeten worden. Wat alleen maar onderstreept hoe geldverslindend deze aanpak is en pleit voor één juridisch traject, zonder instemmingsrecht voor de schuldeisers, inclusief een nieuwe financieringssystematiek.

Want waarom de schulden voor deze grote groep huishoudens niet eenvoudig kwijtschelden en in plaats daarvan het dan vrijgekomen geld investeren in vroegtijdige individuele duurzame begeleiding, zodat burgers direct in beeld zijn en niet onzichtbaar zelf naar oplossingen zoeken of zich uit schaamte  of taboe niet melden? Dat zet tenminste zoden aan de dijk en voorkomt in grote mate recidive. Waarschijnlijk veel beter dan wat we nu voorlichting, vroegsignalering en nazorg noemen. Nogmaals: zoek de samenwerking met buurthuizen en vrijwilligersorganisaties, waar burgers veel eerder en makkelijker een wijd open deur en een ruggensteun vinden en laagdrempelig en oordeelloos geholpen worden.

Verder kwam in 2022 van de minimaal 614.000 huishoudens met (geregistreerde) problematische schulden [CBS oktober 2021] maar 12,3% bij schuldhulpverlening terecht, met een totale schuldenlast van € 3 miljard [NVVK mei 2023]. Van de ruim 75.000 aanmeldingen werd in 2022 voor 21,7% een schuldregeling opgezet [NVVK mei 2023]. Dat betekent dat slechts 2,6% van de huishoudens met (geregistreerde) problematische schulden een oplossing wordt geboden in het minnelijk traject. Daarnaast eindigden in 2022 in totaal 4.871 Wsnp-trajecten [Raad voor Rechtsbijstand juli 2023]. In 91% van die zaken leidde het traject tot een schuldenvrije toekomst. Dat zijn 4.432 huishoudens, wat neerkomt op 0,72% van de huishoudens met (geregistreerde) problematische schulden. Bij elkaar opgeteld zorgt het hele (duurbetaalde) arsenaal aan schuldhulpverlening dus voor nauwelijks meer dan 3,2% van de eerdergenoemde 614.000 huishouden voor een oplossing. Een onthutsende conclusie. Vooral omdat we weten dat het werkelijk aantal huishoudens met problematische schulden veel hoger ligt; eerder richting of zelfs voorbij een miljoen.

Omissies

Cijfers over de effectiviteit en het oplossend vermogen van schuldenbewinden zijn er trouwens niet. Het aantal jaarlijks uitgesproken schuldenbewinden blijft wel gestaag groeien. Terwijl het wettelijk adviesrecht van gemeenten nauwelijks wordt toegepast – slechts enkele gemeenten maken hier gebruik van [SEO november 2022]. Iets wat de Afdeling advisering van de Raad van State al had voorzien toen ze stelde dat ze er nog niet van overtuigd was dat een wettelijk en formeel adviesrecht voor gemeenten echt nodig en geschikt is [Raad van State november 2019].

Wat minstens zo verbazingwekkend is, en een gemiste kans, is de omstandigheid dat de posities van de schuldeisers en de beschermingsbewindvoerders niet zijn herijkt rondom de wijziging van de Faillissementswet. Een herziening van het verhaalsrecht in Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en een expliciete vaststelling van een termijn van een schuldenbewind in Boek 1 in datzelfde Burgerlijk Wetboek, waren meer dan wenselijk geweest. Iets wat de wetgever in het laatste geval ook al heeft nagelaten bij de introductie van het gemeentelijk adviesrecht bij schuldenbewinden.

Terug naar het fundament

Demissionair minister Schouten kondigde juli 2022 aan dat ze een halvering beoogt van het aantal mensen in armoede en het aantal huishoudens met problematische schulden in 2030, door de bestaanszekerheid van alle Nederlanders te versterken. Een loffelijk streven, dat onder andere door de conclusies van de Commissie Sociaal Minimum ondersteund wordt. Dat de omslag van het rapport Naar een toekomstbestendig stelsel van het sociaal minimum van die commissie gesierd wordt door Sisyphus die een rotsblok tegen de berg opduwt, is veelzeggend en omineus. Het beeld is voor velerlei uitleg vatbaar: als kwinkslag naar de regering, kabinet en Tweede Kamer, als waarschuwing voor de voorstanders van herziening van het stelsel, als (h)erkenning van de lange weg die te gaan is, als hart onder de riem voor de commissieleden zelf om niet op te geven, als voorbode van een afwijzende reactie vanuit de politiek, of als het ploeteren van de burger door het bureaucratische doolhof van inkomensondersteunende maatregelen terwijl collectieve voorzieningen stelselmatig afgebroken zijn.

Het is hoe dan ook een saillant beeld. Zorgwekkend ook. Omdat bestaanszekerheid voor een miljoen mensen in Nederland al heel lang niet meer bestaat. Terwijl bestaanszekerheid ten grondslag ligt aan breed welzijn en een gezond leven. De stress die armoede en financiële problemen veroorzaken, is onweerlegbaar aangetoond. De doorwerking daarvan voor de cognitieve functies, (mentale en fysieke) gezondheid, relaties, werk en dagelijks handelen zijn overduidelijk. Wat aangeeft hoe ontzettend belangrijk financiële zekerheid en stabiliteit is. Cruciaal zelfs. Want armoede en schulden zijn het gevolg van het ontbreken van geld, zelden ligt de schuld van financiële problematiek bij de burger zelf.

Op de keper beschouwd zijn burgers die met (problematische) schulden leven, in armoede dagelijks gedwongen zijn de eindjes aan elkaar te knopen, of allebei, praktisch vogelvrij verklaard. Als ze niet vervolgd worden door incassobureaus of gerechtsdeurwaarders, dan is het wel een bataljon aan (overheids)instanties dat ze overlaadt met eisen en voorwaarden gebaseerd op wantrouwen. Een leger van debiteurenbeheerders, ambtenaren en schuldhulpverleners dat door middel van vele ingewikkeld geformuleerde brieven burgers bij voortduring verplicht zich te verantwoorden voor het feit dat ze onschuldig zijn aan hun gebrek aan inkomen.

Bestaansinkomen

Wanneer de wens oprecht is om financiële problemen daadwerkelijk bij de wortel aan te pakken, is de oplossing eenvoudig: garandeer bestaanszekerheid. Rigoureus en zonder aarzelen. De aangekondigde herziening van de Participatiewet is onvoldoende. Ondanks alle goede bedoelingen, is het rapport van de Commissie Sociaal Minimum dat ook – armoede zal er niet door halveren. Net zoals de wijziging van de Faillissementswet de bestaande problematische schulden niet zal halveren. Het blijven pleisters en noodverbanden op, en potten en pannen onder het overvloedig lekkende (sociale?) stelsel.

Toon de euvele moed om het bestaansinkomen te verwezenlijken. Het is een vruchtbare bodem waarop niet alleen de burger zelf opbloeit, maar ook de maatschappij in zijn geheel. Bovendien voorkomt het zoveel van de financiële problematiek en de (hierboven geschetste) negatieve opbrengst van schuldhulp die daarbij horen. Om de kosten die veroorzaakt worden door (chronische) ziekte, uitval op werk, echtscheiding, huisontruiming, afsluiting en al die andere (bijna altijd) onomkeerbare gevolgen van toxische stress door armoede en schulden, nog maar buiten beschouwing te laten. Bestaanszekerheid door een bestaansinkomen. Het is de enige juiste weg. Omdat schuldhulpverlening symptoombestrijding is en een druppel op de gloeiende plaat. Omdat we iedereen een bestendig (financieel) toekomstperspectief gunnen, ontzet uit het duister van financiële wanhoop, waar overleven het maximaal haalbare is. Omdat we allemaal, zonder uitzondering, onderdeel zijn van hetzelfde weefsel en we elkaar vanuit dat besef kunnen bijstaan, uit solidariteit, met heel ons hart, handelend vanuit compassie, niet langer bevangen door de verlamming die inherent is aan het rammelende systeem. Ongeacht de (professionele of maatschappelijke) functie of rol die we vervullen. Omdat het in het licht voor iedereen zoveel prettiger toeven is.

Aardverschuiving

Leven in financiële rust is een natuurlijk streven. Het verlangen naar stabiliteit is niemand vreemd. De rust die bestaanszekerheid ons brengt, geeft ruimte aan creativiteit en maakt energie vrij, en vormt een voedingsbodem voor ontplooiing op vele andere gebieden. Wanneer er voldoende geld is – en dat is een relatief begrip – kunnen aandacht en vormkracht voor nieuwe dingen ingezet worden.

Het is niet per se zo dat een minimum inkomen voor bestaansonzekerheid zorgt en een hoger inkomen automatisch bestaanszekerheid genereert. Dat is afhankelijk van (onvoorspelbare) variabelen in het beschikbare budget, inclusief de persoonlijke behoefte aan middelen en vermogen, voor zover die al dan niet beïnvloed kunnen worden.

Mensen die autonoom, zelfvoorzienend, off the grid zijn gaan leven, hebben voor zichzelf rust in bestaanszekerheid gecreëerd, op basis van het weinige (inkomen) dat ze nodig hebben en het weinige dat ze bezitten. Zij hebben er bewust voor gekozen en hebben minder behoefte aan middelen, terwijl anderen dat absoluut als onvoldoende zouden ervaren.

Tegenstrijdig

Wanneer wordt gezocht naar de definitie van een sociaal minimum, naar de aanvaardbare hoogte van dat wat aan bestedingsruimte nodig is om op ieder niveau vanuit breed welzijn aan onze samenleving deel te nemen, blijkt dat niet hetzelfde te zijn als bestaanszekerheid voor alle inkomensgroepen. Want mensen met een middeninkomen, die ruim meer verdienen dat het veronderstelde sociaal minimum, kunnen in grote bestaansonzekerheid leven en een grote mate van bestedingsonvrijheid ervaren omdat ze het recht op allerlei inkomensondersteunende maatregelen verliezen. Dan steekt de in de literatuur regelmatig geconstateerde armoedeval op.

Daarmee is bestaanszekerheid een fluïde begrip geworden, omdat het bestaansminimum oftewel het sociaal minimum niet vanzelf garandeert dat voor alle inkomensgroepen en huishoudtypen armoede tot het verleden behoort. Daaruit volgt dat er behoefte is aan een nieuwe definitie van inkomen in combinatie met bestaanszekerheid. Namelijk een bestaansinkomen. Dat toereikende inkomen dat bestaanszekerheid waarborgt en direct samenhangt met levensomstandigheden zoals gezinssituatie, werk, huisvesting, (lichamelijke en geestelijke) gezondheid, scholing, sociale relaties en zelfontplooiing.

Bestaansinkomen

Een bestaansinkomen zorgt voor zover als mogelijk wel voor overzichtelijkheid en voorspelbaarheid in inkomen en uitgaven, mits afgestemd op de werkelijke noodzaak en behoeftes, die alleen op basis van zorgvuldige individuele toetsing en afweging vastgesteld kunnen worden.

Dat verlangt van overheid en werkgevers een totaal andere systematiek van het definiëren van inkomenshoogte. Daarin wordt niet alleen naar functievereisten, opleiding, kwaliteiten en vaardigheden gekeken, maar vooral naar de levensomstandigheden van het huishouden in kwestie.

Wanneer de overheid de zorgplicht invult door middel van een bestaansinkomen, gegrondvest op een fiscaal stelsel dat het draagkrachtbeginsel als uitgangspunt neemt, zal voor het overgrote deel van de Nederlandse burgers bestaansonzekerheid tot het verleden behoren. Dit vergt overigens ook een structurele herijking van het socialezekerheidsstelsel.

Tegelijkertijd vraagt dat van het huishouden om op verantwoorde wijze om te gaan met het geboden salaris en budget en aan te tonen dat de hoogte toereikend is, zonder te vervallen in overvragen of overbesteding. Hiermee kunnen excessen in honorarium en uitgaven beperkt blijven.

Kentering

Voorwaarde voor deze omwenteling is dat het bestaansinkomen samenleving-breed gedragen wordt. Dit vergt van de huidige grootverdieners op alle gebieden een enorme stap terug. Een exorbitante beloningsstructuur is in een gemeenschap die leeft van een bestaansinkomen niet langer houdbaar. Het doet een levensgroot beroep op solidariteit en het collectief ervaren van de wens welvaart voor iedereen te realiseren.

Alleen wanneer de urgentie van deze omslag in samen-zijn, gemeenschappelijk gevoeld wordt, waarna vrijwillig en weloverwogen afstand wordt gedaan van buitensporige rijkdom, behoort een samenleving zonder armoede tot de mogelijkheden.

Ommekeer

Vanmorgen las ik een krantenbericht over de terugvordering van een Participatiewetuitkering door de gemeente Eindhoven. Een bijstandsechtpaar had van hun volwassen kinderen een behoorlijke periode maandelijks geld gekregen en dat wordt nu teruggevorderd. Opgevraagde bankafschriften toonden de betalingen onweerlegbaar aan. Het geld was onder andere een ‘vergoeding’ voor het feit dat ze vaak bij hun ouders hadden gegeten.

De inhoud

Alles bij elkaar hebben de kinderen € 8.408 aan hun ouders overgemaakt, omgerekend € 420 per maand over een periode van ongeveer een jaar. De zaak is overigens aan het licht gekomen door een anonieme tip. Want in Eindhoven bestaat die mogelijkheid. De tipgever is dus niet naar het gezin gestapt om ze op hun ‘overtreding’ te wijzen (voor zover we weten, want in het artikel staat geen voorgeschiedenis), maar heeft de gemeente ingelicht zonder zichzelf bekend te maken.

De gemeente Eindhoven vordert bijna € 11.000 terug – meer dan het echtpaar heeft ontvangen, waarschijnlijk het gevolg van brutering vanwege de leeftijd van de vordering – en legde in eerste instantie ook nog een boete op van € 1.800. Die boete is na bezwaar gehalveerd, de terugvordering blijft bestaan.

Uiteindelijk is de zaak bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB) terechtgekomen. De CRvB is de hoogste (!) bestuursrechter in socialezekerheidszaken. Mevrouw mr. F. Hoogendijk is glashelder in haar vonnis: het echtpaar had er bij stil moeten staan dat die bedragen mogelijk van invloed waren op de bijstand, en de opgelegde boete is evenredig aan de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de overige over appellanten (het echtpaar) gebleken omstandigheden.

Dat betekent dat ze nu 10 jaar (!) lang iedere maand € 75 moeten aflossen van hun bijstandsuitkering.

Vergissen is menselijk

Aan de andere kant heeft het Eindhovense college beloofd dat burgers het ‘Recht op vergissen’ zouden krijgen, nadat CDA, ChristenUnie, Denk en VVD met een motie hiertoe kwamen. Eindhovenaren mogen een fout maken zonder dat daar direct een boete aan vastzit, was de bedoeling. Vooral omdat er geen sprake hoeft te zijn van kwaadwillendheid, dan wel dat onbegrip van de wet- en regelgeving een rol kan spelen. De motie zelf is ingetrokken na toezegging van (intussen voormalig) wethouder Yasin Torunoglu om de geest van de motie te omarmen en de directeur sociaal domein Yvonne Bieshaar te vragen of ze dit nadrukkelijk wil communiceren.

Natuurlijk verwijst het bericht in het AD naar de Wijdemerenaffaire, maar ook andere vergelijkbare gevallen, waar landelijk veel ophef over ontstond. In Wijdemeren is de terugvordering ook in stand gebleven na de uitspraak van de heer mr. O.L.H.W.I. Korte van de Centrale Raad van Beroep.

Een juridisch sluitend verhaal. Met de kanttekening dat de belofte destijds van de wethouder niet is beklijfd. Daarnaast valt over het anoniem tips aan de gemeente doorgeven nog wel een en ander te zeggen. Iets met smaakvol en beschaving.

Opwinding

Wat ook opvalt is de opwinding. Vooral van mensen die vinden dat fraudeurs stevig aangepakt moeten worden. Die uitkering wordt ten slotte betaald van hun belastinggeld. Waar zij keihard voor gewerkt hebben. Dus straffen die handel!

Even een rekensommetje. In 2023 bedragen de inkomsten van het Rijk € 366,4 miljard. Daarvan is 21,9% loonbelasting. Dat komt neer op € 80,2 miljard. In Nederland hebben 9,7 miljoen mensen betaald werk. Dat betekent dat we in Nederland gemiddeld € 8.272 per jaar aan loonbelasting betalen. Dat niet iedereen evenveel belasting betaalt, weten we ook. Dat is – helaas – een andere discussie.

De mensen die vinden dat fraudeurs op hún belastingcenten teren, beseffen nauwelijks wat ze zeggen. Technisch gesproken hebben ze gelijk, maar qua persoonlijke bijdrage aan de totale opbrengst loonbelasting, valt hun argumentatie volkomen in het water. Persoonlijk dragen zij slechts 0.00001% bij aan die in totaal € 80,2 miljard loonbelasting. Oftewel: ze hebben op jaarbasis acht en een halve eurocent loonbelasting ‘verloren’ aan de zobenoemde fraude van het Eindhovens echtpaar. Klein bier, heette dat vroeger. Voorwaar iets om je flink over op te winden.

In totaal staat in het vierde kwartaal van 2022 een bedrag van € 570 miljoen aan fraudegerelateerde vorderingen open. Het betreft fraudevorderingen in de bijstand die vanaf 2013 zijn beschikt. Dat betekent dat de afgelopen tien jaar voor gemiddeld € 57 miljoen aan fraudegerelateerde zaken zijn vastgesteld. Ook hier geldt een voorbehoud: de definitie van fraude (opzet, grove schuld, verwijtbaar, verminderd verwijtbaar) is op zijn minst onderwerp van gesprek.

Nu terug naar de opgewonden mensen die keihard werken en belasting betalen. Stel dat het bedrag klopt: € 57 miljoen per jaar aan fraude. Dat is 0,07% van de totale opbrengst inkomstenbelasting. Dat betekent dat iedereen met betaald werk op jaarbasis € 588 ‘kwijtraakt’ vanwege gepleegde fraude. Dat is minder dan € 49 per maand.

Best een aardig bedrag, maar niet bepaald wereldschokkend. Zeker niet omdat wij en zij het niet rechtstreeks in onze portemonnee voelen. De loonbelasting is immers al afgedragen. Natuurlijk is het een welkom bedrag, die € 12,50 per week. Voor sommigen heel wat. Zeker wanneer je van een minimum moet rondkomen. Zoals het Eindhovens echtpaar dat de touwtjes nog maar nauwelijks aan elkaar geknoopt krijgt en zodoende door hun kinderen wordt gesteund. Maar om nou te beweren dat het daarom per definitie profiteurs zijn die het vel over de oren gehaald moet worden, gaat erg ver.

Handhaving tegen de klippen op

Nog een ander gezichtspunt. Wat is eigenlijk het prijskaartje van al die (harde) handhaving? Het hele traject loopt over nogal wat schijven: van tiplijn naar sociale recherche, naar bijstandsconsulent, naar kwaliteitsmedewerker, naar ambtenaar terugvordering en verhaal, naar bezwaarcommissie, naar beroep bij de bestuursrechter, naar hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep en uiteindelijk naar de medewerker uitkeringsadministratie om de terugvordering (mogelijk geautomatiseerd) maandelijks te verrekenen.

Dat moet toch een lieve cent kosten. De vraag is natuurlijk of al die personele, juridische en automatiseringskosten wel opwegen tegen het terug te vorderen bedrag. Of doen die uitgaven niet ter zake, omdat fraude nooit mag lonen en te vuur en te zwaard bestreden moet worden?

Kosten waarvoor die opgewonden belastingbetaler overigens ook opdraait. Zou hij dat wel beseffen in zijn blinde drift?

Onschuldpresumptie

In het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) staat de onschuldpresumptie uitdrukkelijk vermeld. In het Engels: innocent until proven guilty. Dat is het uitgangspunt, ook in de Nederlandse rechtspraak. Iemand is pas schuldig als het vermoeden van onschuld met onweerlegbare feiten weersproken wordt. In het verhaal over het Eindhovens echtpaar is de schuld – vanuit juridisch oogpunt – onomstotelijk vast komen te staan. De bankafschriften spreken duidelijke taal. Toch is er iets in de argumentatie van de rechter, dat ruimte biedt voor een nuance in dit relaas. Zij zegt: “Het echtpaar had er bij stil moeten staan dat die bedragen mogelijk van invloed waren op de bijstand”. Daarin zit de veronderstelling dat het echtpaar dezelfde taal spreekt en hetzelfde begrippenkader hanteert als de ambtenaar die hen destijds heeft geïnformeerd over de rechten en plichten van iemand die een Participatiewetuitkering ontvangt.

Dat is nogal een aanname. Want wat is inkomen nou precies? Geld dat je krijgt omdat je werkt. Natuurlijk. Geld dat je ontvangt omdat je een (andere) uitkering krijgt. Natuurlijk. Geld dat je van je kinderen krijgt omdat ze bij je eten en ze niet willen dat je daardoor financieel in de knel komt. Minder natuurlijk. Het kan daarom heel goed zijn dat het echtpaar vanuit een andere definitie van inkomen de uitgelegde rechten en plichten uitstekend heeft toegepast. Want geld van je kinderen krijgen is geen inkomen, maar een lief steuntje in de rug in barre tijden.

Daarom bij deze het pleidooi voor de introductie van een nieuw begrip: naïviteitspresumptie. Mensen kunnen in gesprek met vertegenwoordigers van overheidsinstanties volmondig bevestigen dat ze het begrepen hebben en er tegelijkertijd volkomen naast zitten. Eenvoudigweg omdat ze een andere inhoudsbepaling en woordverklaring bezitten dan de ambtenaar die tegenover ze zit. Twee werelden die schijnbaar in overeenstemming zijn, maar in de praktijk botsen en langs elkaar heen praten, omdat er op fundamenteel niveau een verschillende taal wordt gesproken. Beiden doen hun best, maar de boodschap is niet overgekomen, omdat begrippen wederzijds onvoldoende zijn geijkt. N.B.: tussen ambtenaren onderling kan dit verschijnsel eveneens optreden. Met alle gevolgen van dien.

De stelling “Het echtpaar had er bij stil moeten staan dat die bedragen mogelijk van invloed waren op de bijstand”, komt daarmee in een geheel ander licht te staan. Want de ambtenaar heeft in alle naïviteit gedacht dat het goed is uitgelegd en het echtpaar heeft in alle naïviteit gedacht het goed begrepen te hebben. Ierse toneelschrijver en winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur George Bernard Shaw schreef het al: “Het voornaamste probleem van communicatie is de illusie dat het heeft plaatsgevonden.”

Wat zou het mooi zijn als de rechter dit verschijnsel, de ruis tussen de communicatiepartners, zou meenemen in haar uitspraak door naïviteitspresumptie onderdeel te laten zijn van de overwegingen in het vonnis. Wat mogelijk tot een heel andere beslissing zal leiden.

Landsadvocaat

Laatste invalshoek. Afgelopen 2 juni 2023 kreeg de Tweede Kamer een brief van demissionair minister Dilan Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid. Daarin meldt zij de kosten die de landsadvocaat, de advocaat van de Nederlandse staat, in het jaar 2022 in rekening heeft gebracht. Sinds 1 september 2018 is Reimer Veldhuis landsadvocaat en geeft bij advocatenkantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn leiding aan de afdeling Centrale overheid. Verdeeld over diverse ministeries en kostenposten heeft Reimer Veldhuis met zijn afdeling in totaal € 34.914.000 gedeclareerd. Ik herhaal: afgerond € 35 miljoen.

Dit zijn de landsadvocaat met zijn team die destijds minister Carola Schouten hebben geadviseerd te volharden in haar weigering studenten de energietoeslag toe te kennen. In een uitgebreide motivering acht hij de uitsluiting van die groep verdedigbaar, ondanks diverse rechtszaken die studenten in het gelijk stelden.

Ook is de landsadvocaat degene die tot het uiterste ging om een gedupeerde van de Belastingdienst geen toegang te geven tot zijn eigen dossier. Bovendien is hem bij voortduring om advies gevraagd tijdens het zich nog altijd voortslepende, mensonterende toeslagenschandaal, wat onder meer blijkt uit zijn verweerschrift over de aangifte van toenmalige staatssecretarissen Alexandra van Huffelen en Hans Vijlbrief tegen ambtenaren van de Belastingdienst vanwege mogelijke knevelarij en beroepsmatige discriminatie. Die aangifte was niet nodig geweest, want de ambtenaren hadden niks strafbaars gedaan.

Weten deze opgewonden mensen die protesteren tegen het verkwanselen van hun loonafdracht over het zuurverdiende geld, dat zij Veldhuis mede bekostigen van hun belastingcenten? Dat ze maandelijks € 30 meebetalen aan een landsadvocaat die ervoor zorgt dat de rechten van mensen structureel belemmerd worden, in samenwerking met een overheid die eindeloos kan procederen vanwege een onuitputtelijke financiële bron? Mensen zoals – mogelijk – zijzelf; of hun kinderen die (straks gaan) studeren en op kamers wonen?

Ommekeer

Het is de selectieve verontwaardiging die zoveel verbazing wekt. Woede die niet zelden op onwetendheid, halve waarheden en desinformatie is gebaseerd. Frustratie die wordt gevoed door angst voor verlies, een persoonlijk trauma, misplaatste jaloezie of gebrek aan welbehagen over de eigen situatie. Het wantrouwend mensbeeld dat als een spook door onze samenleving waart, schiet steeds dieper wortel, tiert welig als heermoes of witte klaver en lijkt onuitroeibaar. De onwil ook om iets tot de bodem uit te zoeken voordat een mening de ether in wordt geslingerd, is hardnekkig. De razende reactie vaak, die van geen nuance wil weten, het vuur bij anderen oppookt en polariserend een spoor van vernieling trekt, aangewakkerd door rücksichtslos fanatisme dat geen onderscheid meer ziet tussen feit en fictie.

Het oordeel is al geveld. Zonder de situatie persoonlijk te kennen. Want is er nou werkelijk sprake van verrijking door het Eindhovens echtpaar? Leven ze echt in weelde en profiteren ze gewetenloos van overheidsgeld? Natuurlijk niet. Er is helemaal geen rijkdom door misbruik van gemeenschapsgeld. Zoals er in de meeste gevallen van (zogenaamde) fraude helemaal geen overvloed is aan te wijzen.

Het juridisch verhaal kan me gestolen worden. De oorzaak ligt bij fundamenteel gebrek aan bestaanszekerheid als gevolg van een verwrongen mensbeeld op basis van institutioneel wantrouwen. De overheid werkt dit soort gedrag zelf in de hand. Garandeer een bestaansinkomen en wat nu (in de meeste gevallen) fraude wordt genoemd behoort (in de meeste gevallen) tot het verleden. Het is geen fraude, het is overlevingsdrang, teweeggebracht door een wetgever die aan cognitieve dissonantie lijdt, waar de degene die (noodgedwongen) een beroep doet op inkomensondersteuning, het slachtoffer van wordt. De structurele onbetrouwbaarheid zit bij de (lokale) overheid, niet de burger.

Want het is een mythe die om onbegrijpelijke redenen in stand wordt gehouden. De mythe dat deze oplichters wentelend in een zwembad vol geld als Dagobert Duck door het leven gaan. Het drogbeeld van dikke auto’s en reusachtige televisies. Een schofferende representatie, die door menig ambtenaar, beleidsmedewerker, bestuurder, politicus en burger gecultiveerd en verdedigd wordt. Omdat het op een of andere manier in de (persoonlijke of politiek-bestuurlijke) agenda past.

Hamvraag blijft wat de gemeente Eindhoven nou precies wil uitdragen met deze maatregel. Welke boodschap zendt ze uit? Wat willen bestuurders, beleidsmakers en uitvoerders ons vertellen? Welke innerlijke drijfveer of strategische overwegingen noopt hen ertoe dit echtpaar op deze manier aan te pakken? Kan iemand daar een antwoord op geven?

Het is de hoogste tijd om op te houden met het nemen van dit soort besluiten. Want het gif van het waanidee dat mensen met een uitkering potentiële profiteurs en fraudeurs zijn, sijpelt steeds dieper door in onze maatschappij. Stop met verspreiding ervan. Het is tijd voor een radicale remedie. Een draai van honderdtachtig graden naar vertrouwen, mededogen, liefde, persoonlijke betrokkenheid. De enige manier om dit tij te keren.