Onderzoeken en instanties

3 berichten

Aardverschuiving

Leven in financiële rust is een natuurlijk streven. Het verlangen naar stabiliteit is niemand vreemd. De rust die bestaanszekerheid ons brengt, geeft ruimte aan creativiteit en maakt energie vrij, en vormt een voedingsbodem voor ontplooiing op vele andere gebieden. Wanneer er voldoende geld is – en dat is een relatief begrip – kunnen aandacht en vormkracht voor nieuwe dingen ingezet worden.

Het is niet per se zo dat een minimum inkomen voor bestaansonzekerheid zorgt en een hoger inkomen automatisch bestaanszekerheid genereert. Dat is afhankelijk van (onvoorspelbare) variabelen in het beschikbare budget, inclusief de persoonlijke behoefte aan middelen en vermogen, voor zover die al dan niet beïnvloed kunnen worden.

Mensen die autonoom, zelfvoorzienend, off the grid zijn gaan leven, hebben voor zichzelf rust in bestaanszekerheid gecreëerd, op basis van het weinige (inkomen) dat ze nodig hebben en het weinige dat ze bezitten. Zij hebben er bewust voor gekozen en hebben minder behoefte aan middelen, terwijl anderen dat absoluut als onvoldoende zouden ervaren.

Tegenstrijdig

Wanneer wordt gezocht naar de definitie van een sociaal minimum, naar de aanvaardbare hoogte van dat wat aan bestedingsruimte nodig is om op ieder niveau vanuit breed welzijn aan onze samenleving deel te nemen, blijkt dat niet hetzelfde te zijn als bestaanszekerheid voor alle inkomensgroepen. Want mensen met een middeninkomen, die ruim meer verdienen dat het veronderstelde sociaal minimum, kunnen in grote bestaansonzekerheid leven en een grote mate van bestedingsonvrijheid ervaren omdat ze het recht op allerlei inkomensondersteunende maatregelen verliezen. Dan steekt de in de literatuur regelmatig geconstateerde armoedeval op.

Daarmee is bestaanszekerheid een fluïde begrip geworden, omdat het bestaansminimum oftewel het sociaal minimum niet vanzelf garandeert dat voor alle inkomensgroepen en huishoudtypen armoede tot het verleden behoort. Daaruit volgt dat er behoefte is aan een nieuwe definitie van inkomen in combinatie met bestaanszekerheid. Namelijk een bestaansinkomen. Dat toereikende inkomen dat bestaanszekerheid waarborgt en direct samenhangt met levensomstandigheden zoals gezinssituatie, werk, huisvesting, (lichamelijke en geestelijke) gezondheid, scholing, sociale relaties en zelfontplooiing.

Bestaansinkomen

Een bestaansinkomen zorgt voor zover als mogelijk wel voor overzichtelijkheid en voorspelbaarheid in inkomen en uitgaven, mits afgestemd op de werkelijke noodzaak en behoeftes, die alleen op basis van zorgvuldige individuele toetsing en afweging vastgesteld kunnen worden.

Dat verlangt van overheid en werkgevers een totaal andere systematiek van het definiëren van inkomenshoogte. Daarin wordt niet alleen naar functievereisten, opleiding, kwaliteiten en vaardigheden gekeken, maar vooral naar de levensomstandigheden van het huishouden in kwestie.

Wanneer de overheid de zorgplicht invult door middel van een bestaansinkomen, gegrondvest op een fiscaal stelsel dat het draagkrachtbeginsel als uitgangspunt neemt, zal voor het overgrote deel van de Nederlandse burgers bestaansonzekerheid tot het verleden behoren. Dit vergt overigens ook een structurele herijking van het socialezekerheidsstelsel.

Tegelijkertijd vraagt dat van het huishouden om op verantwoorde wijze om te gaan met het geboden salaris en budget en aan te tonen dat de hoogte toereikend is, zonder te vervallen in overvragen of overbesteding. Hiermee kunnen excessen in honorarium en uitgaven beperkt blijven.

Kentering

Voorwaarde voor deze omwenteling is dat het bestaansinkomen samenleving-breed gedragen wordt. Dit vergt van de huidige grootverdieners op alle gebieden een enorme stap terug. Een exorbitante beloningsstructuur is in een gemeenschap die leeft van een bestaansinkomen niet langer houdbaar. Het doet een levensgroot beroep op solidariteit en het collectief ervaren van de wens welvaart voor iedereen te realiseren.

Alleen wanneer de urgentie van deze omslag in samen-zijn, gemeenschappelijk gevoeld wordt, waarna vrijwillig en weloverwogen afstand wordt gedaan van buitensporige rijkdom, behoort een samenleving zonder armoede tot de mogelijkheden.

Het zinloze spel

Even een korte introductie. Op LinkedIn stelt een specialist schuldhulpverlening op basis van de aanstaande looptijdhalvering van het minnelijk traject schuldhulpverlening, dat gedragsverandering in de toekomst mogelijk onvoldoende tijd heeft om te beklijven. Misschien prematuur om het nu al aan de orde te stellen – want voorlopig is er nog niets veranderd aan de looptijd – maar mogelijk ook een terechte zorg.

Natuurlijk roept haar post vragen op. Hoe reëel is gedragsverandering, ongeacht de looptijd van een traject schuldhulpverlening? Hoeveel tijd wordt er op dit moment aan gedragsverandering besteed? Hoe effectief en zinvol zijn de interventies die ingezet worden? Wat zijn de werkelijke oorzaken van het ontstaan van schulden? Speelt gedrag werkelijk zo’n grote rol in het ontstaan van schulden? Bestaat de zorg die zij vertolkt wel echt, of is het een manier om het bureau waarvoor ze werkt in beeld te houden? Anders gezegd: is profilering de ware motivatie om het probleem te presenteren? Het zou niet de eerste keer zijn.

Vervolgens begint het grote spel. Stakeholders en mensen positioneren hun opdrachtgever en zichzelf, komen met strategisch gewauwel en politiek-bestuurlijk gebabbel waarmee niks zinnigs wordt gezegd, maar wel zogenaamd verstandig wordt gesproken. Slechts hier en daar klinkt een woord uit de praktijk dat hout snijdt. Verder worden vooral de vaste riedels afgedraaid. Het preken voor eigen parochie is even voorspelbaar als tragisch. Ik word er zo moe van.

Het gebazel over kansen en het benutten daarvan. Hou toch op. De waarheid verhullen met prietpraat is nog nooit iemand beter van geworden. Het belangenspel straalt er van af. Het is ook niet geloofwaardig meer. Om deze zelfde reden haken steeds meer mensen af op politiek terrein. De holle frasen en loze beloften zijn ontmaskerd. Het is voor iedereen voelbaar dat we pr-technisch bij de neus genomen worden. Zwijg liever. Of draag alleen bij als het zinvol en oprecht is.

De Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid WRR heeft in 2016 een rapport en een working paper gepubliceerd, aangevuld met een rapport in 2017. Achtereenvolgens Eigen Schuld? door W. Tiemeijer, Duurzame verbetering van gezond financieel gedrag. Droom of werkelijkheid? door N. Jungmann e.a. en Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid.

Wat alle drie de publicaties duidelijk maken is de complexiteit van het ontstaan van schulden, dat (irrationeel) gedrag een gevolg is in plaats van een oorzaak van het ontstaan van schulden, dat interventies op gedrag slecht of nauwelijks worden uitgevoerd, dat de werking van zojuist genoemde interventies niet wordt onderzocht, dat het traject schuldhulpverlening de afgelopen jaren alleen maar is gericht op de financieel-technische aanpak waardoor preventie en nazorg nog altijd ondergeschoven kindjes blijven, en dat er een grote groep mensen is die elementaire vaardigheden missen waardoor ze nooit in staat zullen zijn zichzelf te redden in deze veeleisende, ingewikkelde digitale samenleving. Iets wat ik in de vele gesprekken tijdens mijn trainingen en werk als coördinator van AdministratieMaatjes telkens weer hoor. Jaar na jaar na jaar. Tot op de dag van vandaag. Want ja, ik sta nog steeds met mijn poten in de klei.

Bovendien weten we dat de overheid zelf de voornaamste veroorzaker van schulden is en dat de afbrokkelende (en soms geheel ontbrekende) bestaanszekerheid voor steeds meer mensen een onmiskenbare rol speelt in het bestaan van langdurige armoede en het ontstaan van problematische schulden.

Laten we het beestje gewoon bij de naam noemen. Schuldhulpverlening is een verdienmodel, als onderdeel van de schuldenindustrie in de breedste zin van het woord. Dat is het eerste probleem. Duurzame gedragsverandering is ontzettend ingewikkeld, omdat nog nooit onweerlegbaar is vastgesteld of er een oorzakelijk verband bestaat tussen het ontstaan van problematische schulden en gedrag: het essentiële verschil tussen correlatie en causaliteit. Dat is het tweede probleem. Misschien zijn we zo bevangen door maakbaarheidsdenken dat we menen dat iedereen kan leren met geld om te gaan. Dat is het derde probleem. Bovendien helpt geen enkele cursus of training het fundamentele probleem op te lossen: structureel tekort aan geld. Dat is het vierde probleem.

Laten we ophouden te pretenderen dat we het weten. Laten we ophouden te beweren dat we doen en laten op basaal niveau kunnen beïnvloeden met een workshop budgetcoaching. Laten we ophouden te doen alsof we overal een oplossing voor hebben.

Voor we het weten is maatwerk toch weer one-size-fits-nobody geworden. Voor we het weten is iedere innovatie oude wijn in nieuwe zakken. Voor we het weten valt de voddige lappendeken die we schuldhulpverlening noemen definitief uit elkaar.

Wanneer kijken we elkaar nou eens recht in de ogen aan en geven we toe dat iedere pretentie dat we hèt antwoord hebben, het toonbeeld van hybris is? Wanneer stoppen we met verdedigen van eigen territorium? Wanneer proberen we elkaar niet langer te slim af te zijn met ronkende oneliners, snedigheden en eufemismen?

Het zou ons sieren als we gewoon aan tafel gaan zitten, al het poseren laten varen en zonder aanziens des persoons in gesprek gaan. Ons nergens op voorstaan. Iedereen serieus nemen. Waarlijk in dienst handelen van diegenen om wie het gaat. De mensen die iedere dag de wanhoop nabij zijn, voornamelijk buiten hun schuld om, en niet weten hoe het tij te keren.

Schulden in tijden van corona

In 1985 verschijnt van de Colombiaanse schrijver Gabriel Garcia Marquez (1927-2014) de roman Liefde in tijden van cholera (El amor en los tiempos del cólera). Een meeslepend boek over een man die tegen de achtergrond van de dodelijke cholera, lijdzaam op de liefde van zijn leven wacht. Een grote roman over grote thema’s: liefde, eenzaamheid, lijden en ziekte.

In deze tijden van corona is het verband met het boek natuurlijk snel gelegd. Afzondering en lijden zijn op dit moment aan de orde van de dag. Mensen sterven nog steeds alleen. Essentieel personeel doet wat ze kan, verpleegkundigen en artsen proberen iedereen die ernstig ziek is bij te staan tijdens hun laatste momenten en het niet zelden ondraaglijk lijden draaglijker te maken. Dat eist een hoge tol. Want ze lopen zelf risico besmet te worden, voelen zich machteloos en raken overspannen door de hoge druk die ze zichzelf opleggen. Meestal omdat ze het lijden van de patiënten niet echt kunnen verlichten, of de dood niet kunnen voorkomen.

Deze periode zorgt voor een omslag in denken over de waarde van diverse beroepsgroepen. De essentiële beroepen van nu, blijven na de coronacrisis ook essentieel. Dat kan niet ontkend worden. Wat betekent dat herijken van beloning onontkoombaar is. De waardering die nu normaal is, was voorheen (opmerkelijk genoeg) abnormaal. Die omkering mag niet verloren raken, het nieuwe besef mag niet weer terugvallen in het oude gebrek aan besef. Een terugkeer naar vóór de crisis is onverdedigbaar. De bankdirecteur krijgt veel meer dan de verpleger, maar verdient dat niet, als puntje bij paaltje komt. De raad van bestuur van een grootindustrieel keert miljoenen aan bonussen en dividend (aan zichzelf) uit, de schoonmaker bij hetzelfde bedrijf heeft vaak een nulurencontract en sappelt om rond te komen. Hoe scheef die verhoudingen zijn, maakt deze crisis akelig duidelijk. Dat licht moeten we allemaal brandend houden en niet weer laten doven. Laten we hopen dat het besef bezinkt en beklijft.

De afgelopen maanden werden de financiële gevolgen van de coronapandemie ook zonneklaar. Horeca, warenhuizen, boetieks, lokale winkeliers, zzp’ers en freelancers. Velen komen in zwaar weer terecht. Weliswaar heeft de overheid maatregelen getroffen, maar die behoeden niet iedereen voor een ramp. De economie is vastgelopen in de grindbak, de groei is omgeslagen in krimp, en een volgende recessie na die van 2008 is volgens alle experts heel reëel. Dat is voor de hele wereld het voorland. Een harde reset waarop we geen invloed hebben. Het gebeurt gewoon.

Daarnaast zijn er ook massa’s werkenden naar huis gestuurd. Uitzendkrachten, tijdelijke contractanten, flexwerkers, niet vitale beroepsgroepen. Anderen leveren noodgedwongen een deel van hun salaris in vanwege werktijdverkorting. Firma’s hebben hun deuren preventief gesloten en laten het personeel voor zover mogelijk thuiswerken. Fabrieken kunnen dat natuurlijk niet of nauwelijks, met ontslagen tot gevolg, waardoor de productie stilvalt en een groot aantal ondernemers linea recta op een faillissement afstevent. Hier en daar herstarten bedrijven weer. Maar het blijft lastig onder de nieuwe corona-eisen.

De conclusie is onafwendbaar. Bovenop de huishoudens die (theoretisch) in beeld zijn, krijgen honderdduizenden huishoudens extra in hoog tempo ernstige geldproblemen. Of de problematiek verdiept zich in zorgwekkende mate. Velen zijn niet meer in staat hun hypotheek, huur, nutsvoorzieningen of ziektekostenverzekering te betalen. Laat staan dat gemaakte betalingsregelingen met schuldeisers nog nagekomen kunnen worden. Voorspellingen zijn ondoenlijk, maar het aantal huishoudens met problematische schulden zal explosief toenemen. Een enorm stuwmeer dat alle hulpverlenende instanties de komende tijd (jaren?) zal overspoelen. Waar ze facilitair, organisatorisch, financieel en qua formatie niet op voorbereid zijn.

Ondersteunende en hulpverlenende instanties kampen zelf ook met problemen. Voedselbanken zagen hun aanvoer opdrogen vanwege het hamsteren. Sociale initiatieven verloren subsidie en vrijwilligers vanwege de voorwaarden van de anderhalvemetereconomie. Bezoekuren bij schuldhulpverlening zijn aangepast of zelfs vervallen. Aanvragen moeten telefonisch of digitaal worden afgehandeld, tenzij er een corona-proof loket is, waardoor de drempel om hulp te zoeken weer hoger is geworden. Mensen die in het buitenland gedwongen in quarantaine zitten, verliezen hun uitkering. Daklozen raken nog dieper in de ellende. Opvang van verslaafden is ingewikkelder geworden. Asielzoekers leven geïsoleerd in een azc en zijn niet meer welkom bij hun werkgever omdat ze een besmettingsgevaar vormen.

De compensatieregelingen vanuit Den Haag vormen in veel gevallen doekjes voor het bloeden. Het is symptoombestrijding. Dat kan ook niet anders. Niemand weet wat ons werkelijk te wachten staat. Maar de vraag is of men dat ook wil toegeven. Waarschijnlijk niet, uit angst voor landelijke paniek en een verder ineenstorten van de economie. Of simpelweg omdat het als beschamend wordt ervaren om te erkennen dat niemand een antwoord heeft.

Deskundigen en kenners vrezen het ergste. Solidariteit, opschorten, hervorming, coulance, basisinkomen, noodstopprocedures en kwijtschelding. Het taalgebruik begint de ernst van de situatie te weerspiegelen. Anticiperend op de aanstaande klap, roept men op tot allerlei fundamentele wijzigingen in denken en doen. Maar de vraag is of die bede ook doordringt tot de schuldenindustrie. Want één ding is helder: het zou absurd zijn wanneer men na de coronacrisis weer tot het oude systeemdenken vervalt. Als er iets is dat deze crisis aantoont, dan is het wel een cruciaal gebrek aan financieel welzijn en sociale zekerheid en het falende systeem dat geen adequaat antwoord weet te geven.

De besluiten ter ondersteuning van ondernemers die het kabinet nu heeft genomen, moeten een permanent karakter krijgen. De gevolgen van deze crisis zullen nog jaren doorwerken. Daar mag de regering niet blind voor zijn, dat kan ze zich niet permitteren. Het domino-effect gaat geduchte vormen aannemen. Daarom moeten de regelingen ook uitgebreid worden. Alles gebeurt nu ad hoc, wat zoals gezegd begrijpelijk is, maar dat is voor de toekomst niet houdbaar. Structurele ondersteuning is onontkoombaar, of dat nou wel of niet een socialistische signatuur heeft en mogelijk het neoliberale gedachtegoed ondergraaft.

Wat de schuldhulpverlening betreft moet het roer ook om. De repercussies van de crisis vragen om een andere aanpak, waarin dispensatie en wegstrepen een hoofdrol spelen. Want degenen die nu hun huur niet kunnen betalen vanwege het wegvallen van inkomen en het ontbreken van een financiële buffer, kunnen die opgelopen achterstand over een half jaar of jaar ook niet inlopen. Daar ontbreekt hen ten ene male het geld voor. Preventie, vroegsignalering of budgetcoaching helpen daar evenmin. In veel gevallen zal coronakwijtschelding een gepaste oplossing blijken. Of een nationaal schuldenfonds dat ingezet wordt en vanwaaruit schulden uit de coronaperiode, om niet afgelost kunnen worden.

Die nieuwe visie vraagt om een aanpak zonder beperking: onbegrensd maatwerk. Een benadering die moed van uitvoerders, procesdeelnemers, beleidsmakers en wet- en regelgevers vergt om het oude achter zich te laten en onontgonnen terrein te verkennen. Het is de ultieme consequentie van de omgekeerde toets. Eerst de individuele vraag en nood uitpluizen, daar een gepast antwoord op geven en dat in een vorm gieten die voor alle betrokkenen aanvaardbaar is. Het uitgangspunt blijft de persoon met schulden, niet de wetgeving. De oplossing is leidend, niet de regels. De schone lei is het doel, niet het voldoen aan eisen. Maximale flexibiliteit om een optimaal rendement te bereiken. Een schuldenvrije toekomst. Het liefst morgen. Door onbegrensd maatwerk. Dat zijn de mores en houding die passen in deze coronatijd.