Van alle dingen is de mens de maat, van de dingen die zijn dat zij zijn en van de dingen die niet zijn, dat zij niet zijn.
Protagoras van Abdera (± 485 – ± 415 v. Chr.)
Tijdens de vierdaagse basisopleiding schuldhulpverlening die ik afgelopen juni gaf, ontstond het gesprek dat vrijwel altijd ontstaat. Meestal begint het met een vraag of een stelling over de eigen verantwoordelijkheid bij het ontstaan van problematische schulden versus de complexiteit van het systeem dat diezelfde problematische schulden veroorzaakt dan wel toestaat.
De neiging een schuldige aan te wijzen is bijna overweldigend – zeker zodra het over problematische schulden gaat. Engelsen zouden zeggen: the urge to assign guilt for debt incurred is overwhelming. Het is de menselijke drang om te expliceren, om het dilemma hanteerbaar te maken, om goed en slecht te benoemen en onderscheiden, terwijl we feitelijk niet écht kunnen verklaren hoe iets is ontstaan. We zijn bevangen door de drang en illusie van begrijpen, zonder het licht van besef.
Los van het feit dat er sprake is van een ingewikkeld samenspel en van het (vrijwel altijd) ontbreken van een eenduidige oorzaak, wordt evenmin gezien dat de complexiteit van armoede en schulden veel groter is dan de eerder genoemde tegenstelling. Ook hier geldt: (over)simplificatie leidt niet tot verheldering. Er doet zich namelijk een gecombineerd krachtenveld voor van drie grote actoren in de armoede- en schuldenketen. Een machtssfeer waarbinnen (eigen)belang, gebrek aan ervaring met de dagelijkse praktijk, positionering, lobby en angst voor verlies van plaats aan de onderhandelingstafel, allemaal een rol spelen.
De drie hoofdrolspelers
De drie zijn achtereenvolgens: de overheid als (beoogd) leverancier van inkomenszekerheid, de schuldenindustrie en als laatste schuldhulpverlening in de breedste zin van het woord. Binnen deze driehoek speelt zich het ontstaan, bestrijden en in stand houden van armoede en schulden af. Uiteraard tegen de achtergrond (of desgewenst voedingsbodem) van de Westerse sociaaleconomische structuur zoals we die in Nederland kennen: de neoliberale invulling van kapitalisme die privatisering, marktwerking en verdienmodellen stimuleert. Een samenleving bovendien waar de bescherming tegen het maken van schulden veel beter moet zijn.
Maar ook hier dient nauwkeuriger gekeken te worden. Het zijn tenslotte drie abstracte begrippen: overheid, schuldenindustrie en schuldhulpverlening. De overheid bestaat uit verschillende deelnemende ministeries (onder andere Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Veiligheid en Justitie en Economische Zaken), de lokale overheid (gemeentelijke organisaties en andere bestuursorganen) en diverse belangenorganisaties (zoals VNG en Divosa).
De schuldenindustrie begint bij banken, creditcardmaatschappijen en andere kredietverstrekkers zoals Klarna, Riverty en Afterpay, bij gokbedrijven (terwijl het staatsgokbedrijf Holland Casino meer jongeren wil aantrekken!), en opnieuw de overheid als aanjager van armoede en schulden (lees De Boetefabriek maar eens), en eindigt bij incassobureaus, schuldenopkopers en deurwaarders.
Schuldhulpverlening bestaat uit het minnelijk traject (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening), het wettelijk traject (Schuldsaneringsregeling natuurlijke personen), schuldenbewindvoerders (Wet curatele, beschermingsbewind en mentorschap), en koepelorganisaties (waaronder NVVK, Bureau Wsnp en Horus) en belangenverenigingen (waaronder BBW, AVS en Sociaal Werk Nederland). In deze laatste categorie wordt trouwens ook mondjesmaat gesproken over mediation (Mediatorsfederatie Nederland).
Het is al decennia duidelijk dat deze drie groepen van spelers, deze drie zuilen, en zelfs partijen binnen de zuilen, tegengestelde, botsende en haaks op elkaar staande motieven en baatzucht hebben. Het resultaat is helder: zo goed als een patstelling, waardoor nauwelijks vooruitgang wordt geboekt, ondanks een eindeloze stroom aan initiatieven, convenanten en wetgeving. Die hierdoor zelden meer bereikt dan minimale verschuivingen. Inkomenszekerheid blijft ver buiten bereik (mede door de flexibilisering van de arbeidsmarkt), de schuldenindustrie blijft exorbitante winsten maken en schuldhulpverlening blijft onderpresteren. Het is vooral watertrappelen zonder land in zicht. En we weten allemaal dat je, hoe lang je dat ook volhoudt, uiteindelijk kramp krijgt, onderkoeld raakt en kopje onder gaat.
Om het helemaal onoverzichtelijk te maken: daartussenin bewegen zich tientallen vrijwillige schuldhulporganisaties (voor een belangrijk deel met inzet van ervaringskennis), juridische ondersteuning en sociaal raadsliedenwerk, systeemcertificering en -management, adviesorganen en onderzoeksbureaus, (krediet)registratiebureaus en andere informatiesystemen, detacheringsbureaus, advocaten en rechtspraak, opleidingsinstituten, privacywaakhond Autoriteit Persoonsgegevens, welzijnsorganisaties, (door de overheid gesubsidieerde) sociale ondernemingen, hogescholen en lectoraten, en niet te vergeten diverse softwareleveranciers.
De burger verdwaald in het oerwoud
Te midden van deze verstikkende Gordiaanse knoop raakt de persoon of het huishouden met ernstige financiële problemen totaal verstrikt. Ieder perspectief wordt gesmoord in een eindeloze kluwen van bureaucratie, procedurefetisjisme en digitalisering. Waardoor die persoon of dat huishouden op het toppunt van ontreddering onder andere aan een schier onafzienbare trits eisen en voorwaarden moet voldoen om überhaupt te worden toegelaten tot enige vorm van financiële ondersteuning. Het is volkomen begrijpelijk dat velen vroegtijdig afhaken of zelfs helemaal niet geholpen worden, door iets wat ik enkele jaren geleden al de onmenselijke systeemdictatuur heb genoemd: het verstikkende juk dat voor management, uitvoering en belanghebbenden verlammend werkt. Daar is de verduistering is maximaal. Gelukkig zijn er wel lokale initiatieven die soelaas bieden.
Het moge duidelijk zijn dat de bovenaan geciteerde Homo Mensura stelling van de Griekse sofist Protagoras alle betekenis heeft verloren in deze chaos en verdwazing. Enige vorm van relativisme bestaat niet meer. Alles is verworden tot defensieve routines en angstig weigeren van enig maatwerk. Geen responsief in plaats van reactief overheidshandelen, geen werkveld overstijgende visie, geen bereidheid positie op te geven ten dienste van het grote goed, maar angstig vasthouden aan piketpaaltjes rondom het veroverde territorium. En al helemaal geen urgentie, moed en inspiratie om met de borstel over het schoolbord te vegen en met een schone lei te starten. In plaats daarvan: reguleringswaanzin ten top.
Ter illustratie een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 april 2024 over herziening van een Wajong-uitkering vanaf maart 2020 en terugvordering van € 14.403,66. In de samenvatting stelt voorzitter E.J.J.M. Weyers:
“Het gaat in deze zaak over de vraag of het UWV terecht tot gehele herziening en terugvordering van een Wajong-uitkering is overgegaan in verband met de door appellant gevolgde studies en genoten inkomsten uit arbeid. Volgens appellant moet rekening gehouden geworden met het niet adequaat handelen en lange stilzitten van het UWV. De Raad volgt dit standpunt van appellant en komt tot het oordeel dat bij de beoordeling of er sprake is van een dringende reden, niet alleen rekening moet worden gehouden met de gevolgen van de herziening en terugvordering, maar ook met de oorzaak daarvan. Daarbij spelen alle feiten en omstandigheden van het geval, en ook de evenredigheid, een rol. De Raad oordeelt dat het UWV ten onrechte niet alle feiten en omstandigheden heeft meegewogen bij de vraag of sprake is van een dringende reden om van gehele of gedeeltelijke herziening of terugvordering af te zien. Het UWV heeft eveneens ten onrechte niet getoetst aan het evenredigheidsbeginsel.”
Een hoopgevende uitspraak, waarin de hoogste bestuursrechter in socialezekerheidszaken onmiskenbaar de nadruk legt op dat wat verder gaat dan simpelweg de regels toepassen. Een inzicht dat hopelijk navolging gaat vinden binnen de rechtspraak in het algemeen en het sociaal domein in het bijzonder. Een eerste voorbeeld hiervan is de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 7 juni 2024. Daarin wordt op basis van het evenredigheidsbeginsel vastgesteld dat het terugvorderingsbedrag niet evenwichtig is en wordt de terugvordering door de bestuursrechter gematigd tot de helft van het oorspronkelijke bedrag.
De reactie op de uitspraak door Johanna Hirscher, lid van de Raad van Bestuur UWV, was zowel verheugend als verbijsterend: “Wij zijn blij met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. We weten dat een terugvordering grote gevolgen kan hebben voor de cliënt. En deze uitspraak geeft ons de mogelijkheid om hier anders mee om te gaan. We willen dat onze cliënten zich gezien, gehoord en geholpen voelen en deze uitspraak helpt ons daarbij. Tijdens de zaak hebben wij de rechter daarom ook specifiek gevraagd om ons hiervoor de ruimte te geven. Met de uitspraak hebben we die gekregen. We weten dat het een lange weg is geweest voor de cliënt en zijn ouders. Met hun doorzettingsvermogen hebben ze het mogelijk gemaakt dat wij meer ruimte hebben om anders om te gaan met terugvorderingen.”
Ze wist dus al jaren dat het UWV in handhaving en terugvordering onnodig hard is geweest. Maar onder het mom van “we mogen niet anders van de wet” (wat een zwak excuus!), heeft het UWV de hardvochtige uitvoering van regels en beleid ongewijzigd gelaten. Terwijl ze donders goed beseften dat er buitenproportioneel leed werd toegebracht. Of ze hebben het nooit gezien omdat ze verblind werden door het genadeloze systeemdenken. Dat laatste is misschien nog wel erger dan het eerste.
Hoe dan ook, waar was het doorzettingsvermogen van het UWV? Hirscher doet voorkomen alsof het UWV zonder deze uitspraak niet in staat is geweest anders te handelen. Dat is natuurlijk de grootste onzin. Het spectrum aan overwegingen is veel groter dan alleen maar een binair ja of nee. Er is altijd een keus om te wikken en te wegen en af te wijken. Altijd. Het is geen academisch probleem. Want ook hier geldt: de mens is de enige maat.
Terug naar het begin
Nu weer naar de basisopleiding schuldhulpverlening waar het gesprek ontstond. Het blijkt bijna onmogelijk om beweging te krijgen in de drie opponerende partijen en vertegenwoordigers. Ze gedragen zich net zo halsstarrig als het UWV in het voorbeeld hierboven. Ook vanwege het ontbreken van een krachtige voortrekker die de moed heeft liefdevol tegen heilige huisjes te schoppen. Wat een trieste conclusie is. Omdat degene die het zonder hulp niet redt, vermalen wordt tussen strijdkrachten in een arena waar de protagonisten van geen wijken willen weten, schermend met wet- en regelgeving, de eigen positie tot de dood verdedigend.
Mijn pleidooi blijft daarom om die drie zuilen samen te voegen tot één. Richt een Ministerie van Bestaanszekerheid op, waar alles rondom bestaansinkomen (dat de huidige structurele en tijdelijke inkomensondersteunende en minimaregelingen overbodig maakt) en schulden geregeld is – met een Wet Bestaanszekerheid als grondslag. Geef de minister van Bestaanszekerheid drie staatssecretarissen: Onderwijs en Werk, Financieel Welzijn (zie mijn wetvoorstel Wet integrale schuldsanering Wis), en Zorg. Hierdoor worden alle leefgebieden, zoals beschreven in de Grondwet (artikelen 19 tot en 22) onder een dak gebracht. Daarmee wordt het ministerie van Bestaanszekerheid (en misschien zelfs Bestaansveiligheid) dé voorvechter van het streven naar een menswaardig bestaan nu en in de toekomst. Omdat de mens de enige maat is.
Om met Gregory House uit de gelijknamige televisieserie te eindigen: “Rules are just helpful guidelines for stupid people who can’t make up their own minds.” Laat dat goed doordringen tot alle betrokkenen bij inkomenszekerheid, schuldenindustrie en schuldhulpverlening. Tot we allemaal beseffen dat wet- en regelgeving nooit de waardigheid van de mens mag overtroeven. Maar dan ook echt nooit.