Ik lees wel eens in de Bijbel. Niet omdat ik naar de kerk ga. Evenmin omdat ik geloof dat de Bijbel een historisch feitelijk en waargebeurd verslag is. Ik ervaar het wel als beschrijving van een geestelijke weg. Anders gezegd: als verhaal over hoe het leven gaat, ons (zo nu en dan lastige) vragen stelt, en wat er voor antwoorden gegeven kunnen worden vanuit ons diepste weten.
Maandelijks
Dat lezen doe ik niet alleen, maar met anderen. Vijf anderen om precies te zijn. We komen gemiddeld één keer per maand een avond bij elkaar. Vele jaren geleden zijn we bij Genesis begonnen. Zoals het hoort, kun je zeggen. Soms lezen we een paar regels van een vers, andere keren langere stukken. Daar waar we iets niet begrijpen of de betekenis ons ontgaat, ontstaat gesprek. Altijd vanuit persoonlijke beleving. We zijn niet op zoek naar generaliserende exegese of institutionele verklaringen, maar naar vertaling van de tekst naar ons individuele leven. We vergelijken ook uiteenlopende versies van de Bijbel. Om de verschillen in hertaling en interpretatie te ontdekken en uit te filteren – voor zover we daartoe in staat zijn. Het zijn bijzondere avonden. Zonder uitzondering.
De laatste keer dat we bij elkaar waren, lazen we het evangelie van Matteüs. Daarin staat de volgende passage (vers 10:11 tot en met vers 10:14):
“In elke stad en in elk dorp waar je komt, moet je uitzoeken wie het waard is je te ontvangen; blijf daar dan tot je weer verder gaat. Groet de bewoners van het huis dat je binnengaat. Laat jullie vrede over dat huis komen als het dat waard is, maar als het dat niet waard is, laat dan die vrede naar je terugkeren. En als ze je niet willen ontvangen noch naar je woorden willen luisteren, verlaat dan dat huis of die stad en schud het stof van je voeten.”
Dit is een van de instructies die Jezus de twaalf apostelen meegeeft als hij ze de wijde wereld instuurt om het evangelie te verkondigen.
Hoge drempel
Dezelfde avond las ik een post op LinkedIn van Femke Stoffels. Zij is actie-onderzoeker bij het Instituut voor Publieke Waarden. Zij vraagt zich ‘hardop’ af waarom het gemiddeld vijf jaar duurt voor mensen (schuld)hulp zoeken wanneer ze (ernstige) financiële problemen hebben. Ze heeft het over schaamte, stress, ziekte, uitval en de vicieuze cirkel van verdieping van de problematiek door inkomensdaling. Daarna volgt de bureaucratie: wachtlijsten, formulieren, bewijslast, strenge (stress-sensitieve?) gesprekken, voorwaarden, overeenkomsten en/of mislukte regelingen, rechtbank, zitting en vonnis.
Haar slotvraag: waarom is het nog steeds zó moeilijk om erin te zitten? En dan bedoelt ze een traject om schulden op te lossen.
Domino’s
De combinatie van de Bijbeltekst en de LinkedIn-post zette iets bij me in beweging. Een ‘klassieke’ train-of-thought. Er klikte iets. Want wat nou als de mens die op zoek gaat naar hulp, van binnenuit haarfijn aanvoelt wie het waard is hen te ontvangen? Anders gezegd: weten we eigenlijk allemaal diep van binnen waar we welkom zijn? Zoals ook wel wordt gezegd dat bij een sollicitatiegesprek beide partijen binnen seconden weten of ze er thuishoren – en aangenomen zijn – of niet?
Gaat een persoon met financiële problemen niet naar hulpverlening, omdat ze intuïtief onderkennen dat men ze daar ten diepste niet wil ontvangen en niet naar ze luistert? Wordt er daarom zo gedraald? Omdat het intrinsieke weerstand is tegen het instituut of de persoon die het niet waard is hen te ontvangen?
Dan is de vraag of alle argumenten die Femke Stoffels noemt misschien wel waar zijn, maar niet de kern van het, vooralsnog onbegrijpelijke, uitstel om een beroep te doen op ondersteuning. Dat zou zomaar kunnen, in het licht van het Bijbelcitaat. En dan krijgt schuldhulpverlening een heel andere opdracht dan outreachend werken, innovatie, vroegsignalering en basisdienstverlening. Daaruit volgt dat er welbeschouwd maar één centrale instructie nodig is: wordt een plek waar mensen ervaren dat schuldhulpverlening het waard is hen te ontvangen.
Een radicale omkering. Want dan ligt het helemaal in handen van schuldhulpverlening en niet langer aan de personen met financiële problemen, dat ze zich niet melden. Dan gaat het over mentaliteit en compassie. Kortom: schuldhulpverlener, creëer een plek waar men voelt dat schuldhulpverlening een woning is die het waard is hen te ontvangen. Zo niet, dan vertrekken ze weer en schudden het (bureaucratische) stof van zich af. Hun conclusie is dan helder: hier niet.
Vrijwilligers
Omgekeerd zie ik hoe vrijwilligers (in mijn werk zijn dat AdministratieMaatjes en vrijwilligers van de Werkplaats Financiën) mensen met financiële problemen ondersteunen. Die vrijwilligers voelen dat ze het waard zijn door die mensen ontvangen te worden. Ze zijn welkom. De vrijwilligers brengen vrede naar dat huishouden. Vrede die door de mensen met dankbaarheid wordt aanvaard. Dat is het werk. Daar bestaat geen weerstand of stof dat afgeschud moet worden. Niet bij de vrijwilliger en niet bij de persoon die ondersteuning nodig heeft.
Bureaucratie speelt ook geen rol in het pure vrijwilligerswerk. Het is de werking van de relatie tijdens het ‘spel’ tussen vrijwilliger en persoon die hulp nodig heeft, die voor verlichting zorgt. Als coördinator speel ik niet meer dan een faciliterende rol in het geheel. Het ware kunstwerk is de creatie tussen twee personen die elkaars waarde voelen, de vrede bevestigen en de daaropvolgende ontspanning in dankbaarheid aanvaarden.
Vesting
Het Tijdelijk Noodfonds Energie is een schoolvoorbeeld van hoe dat besef – dat mensen gewaarworden en beleven dat we het waard zijn hen te ontvangen – volkomen is genegeerd. Het gevolg is onweerlegbaar: een complete mislukking en de slechtst plakkende pleister ooit. Een ramp die alleen maar heeft bijgedragen aan het gevoel van mensen dat de hulp- en dienstverlening het niet waard is hen te ondersteunen.
Dus wanneer we het hebben over toegankelijkheid, effectiviteit en toekomstbestendigheid, gaat het niet over bereikbare loketten en websites, vindingrijke instrumenten, publiek-private samenwerking en financiering, of doorontwikkeling in co-creatie. Het gaat over iets fundamenteels. Iets dat in de ziel van de mens (zonder zweverige connotatie) ervaren wordt. Ver voorbij wetgeving, protocollen en werkprocessen. Het gaat erom dat alles dat overheid, bestuursorgaan of gemeentelijke organisatie heet, de slotbrug neerlaat, de deur wagenwijd openzet en vanuit maximale dienstbaarheid en openheid (van geest en middelen) de persoon met een hulp- of ondersteuningsvraag ontvangt.
Keerpunt
Het is mijn stellige overtuiging dat niets anders mensen gaat uitnodigen eerder naar schuld- en andere hulpverlening te komen. Het wordt de hoogste tijd die basale ervaring – vertrouw erop dat wij het waard zijn jullie te ontvangen – vorm te geven. Het is een manier van leven en handelen. Op alle bestuurs-, beleids- en uitvoeringsniveaus. Geen metershoge bureaucratische muren meer, maar een plek waar vrede, de blijde boodschap en wederzijds mededogen vanzelfsprekend en leidend zijn. Iedere dag weer. Zonder aanzien des persoons. In bescheidenheid en nederigheid. In het bewustzijn dat het (tijdelijk) lijden in liefde erkend wil worden en (weer) opstaan een natuurlijke beweging is. Bij en van ons allemaal.