Professionele deflectie: een dodelijk kunstje

Wantrouwen ten opzichte van de overheid is al jaren een heet hangijzer. In de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen heeft achterdocht volgens vele duiders en experts een doorslaggevende rol gespeeld. De (on)verwachte ruk naar (radicaal) rechts wordt in de media verklaard door te wijzen naar groeiend gebrek aan geloof in de goede bedoelingen van de overheid. De vraag is alleen of deze (enigszins) eenvoudige verklaring hout snijdt. Ligt het echt bij de overheid, of bij vertegenwoordigers van de overheid? Zo bekeken, ligt de bron van het wantrouwen mogelijk dichterbij.

De manier waarop de overheid (een abstract begrip dat het sowieso lastig maakt aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid ergens neer te leggen) zich de laatste jaren heeft gepresenteerd, verdient allesbehalve de schoonheidsprijs. De zich nog altijd voortslepende toeslagenaffaire heeft, naast de gaswinning in Groningen en afwikkeling van de aardbevingsschade, diepgewortelde institutionele discriminatie en ongekend systeemfalen blootgelegd. Recente berichtgeving over dezelfde misstanden bij UWV en DUO bevestigen dat alleen maar. Daarnaast is de wetgeving in het socialezekerheidsstelsel voor een aanzienlijk deel gebaseerd op wantrouwen ten aanzien van de burger. Bovendien heeft de ontmanteling van de verzorgingsstaat en het in het leven roepen van de participatiesamenleving voor velen grote gevolgen gehad, omdat voorheen vanzelfsprekende ondersteuning ineens betaald moest worden of geheel wegviel, zonder een geboden alternatief.

Dat heeft bij heel veel mensen kwaad bloed gezet, niet zelden omdat ze zelf slachtoffer zijn (geweest) van bovengenoemde misstanden. Vervolgens worden politici en bestuurders via onderzoeken ter verantwoording geroepen, maar zij ontspringen veelal de dans en vinden hun heil elders. Sterker nog: terwijl enquêtecommissies vernietigende rapporten produceren, draait de banencarrousel op volle toeren.

Tel daarbij de vele crises op die de kop opsteken: inflatie, armoede, energie, wonen, klimaat, onderwijs en zorg, en de chaos lijkt compleet. De meerderheid van de Nederlandse bevolking komt in aanraking met een of meerdere van deze levensgroot opdoemende vraagstukken. Ook hierop heeft de politiek geen sluitend antwoord en wijst naar de Europese Unie als boosdoener of trekt zich terug in onheilspellend stilzwijgen. Er is in ieder geval geen sturend centrum dat de teugels in handen neemt en het land en haar inwoners op weg helpt richting het licht aan de horizon waar aan duurzame bestaansveiligheid gewerkt wordt.

Dit complex aan (onder)stromen en opgaven voedt het ongenoegen en de polarisatie, mede aangewakkerd door reguliere en social media. Slimme politiek leiders grijpen die groeiende onvrede aan om zieltjes te winnen, lopen voorop in framing en oversimplificatie, en moedigen mensen aan de randen van vrijheid van meningsuiting en democratie op te zoeken, terwijl ze spierballentaal bezigend gretig zondebokken aanwijzen en pertinente leugens verkondigen. De laatste uitwas van het promoten van dit radicale wereldbeeld door politici, is de burger die zich soeverein en autonoom verklaart met alle gevolgen van dien.

Stapeling

Intussen is er een stortvloed aan artikelen verschenen die op allerlei manieren de verharding, de polemiek en de groeiende kloof tussen partijen en bevolkingsgroepen tracht te verklaren. Maar een steekhoudend verhaal blijft uit. Natuurlijk wordt naar de opeenhoping van eerdergenoemde crises gekeken – die door vingerwijzen en suggestieve berichtgeving aan de gebruikelijke verdachten worden toegewezen. Natuurlijk wordt geconcludeerd dat deze crises een passende respons vergen. Natuurlijk is duidelijk dat die respons uitblijft. Waardoor het onbehagen groeit, mensen in opstand komen en als uitdrukking van dat misnoegen vooral tegenstemmen. Wat het einde van de beschouwing lijkt.

Maar daar houdt het natuurlijk niet op. De vraag is hoe het komt dat er geen passende respons is. De vraag is waarom het traditionele onderscheid tussen progressief en conservatief (en het onderlinge gekissebis tussen die twee) de kwestie alleen maar complexer maakt. De vraag is waarom links en rechts typeringen zijn die de lading niet langer dekken. De vraag is waarom zoveel mensen zich niet meer herkennen in het klassieke politieke landschap en het geraffineerd populisme de boventoon voert. Daarop blijft men de antwoorden schuldig. Terwijl een antwoord feitelijk niet moeilijk te vinden is.

Want de verbale handigheid die iedere bestuurder en politicus tegenwoordig bezit – na vermoedelijk vele uren oefenen in mediatrainingen onder leiding van duurbetaalde communicatieadviseurs – zorgt voor een onverwachte bijwerking. Want mensen voelen feilloos aan dat de gesproken woorden geen of nauwelijks waarheid bevatten en ze beseffen dat ze in het ootje genomen worden door de behendig fabulerende bewindspersoon. Ze voelen aan hun water dat ze met een kluitje in het riet gestuurd worden. En dat wekt woede en frustratie op. Omdat het door de burger uitgesproken en ervaren wantrouwen en onbegrip opnieuw wordt beantwoord met onzuivere koffie.

Spiegelpaleis

Kiezers zetten zich af omdat ze zich op basaal niveau realiseren dat ze niet serieus genomen worden. Dat een web van halve waarheden en hele leugens gesponnen wordt in een narratief zonder bodem. Dat de glimlach een façade is. Dat de gedebiteerde betrokkenheid en schaamte vals is. Dat de belofte om het beter te gaan doen holle retoriek is. Daar wordt het zaadje geplant. Daar ligt de kiem van het versterken van het fundamenteel wantrouwen. Daar ligt de oorzaak van de politieke aardverschuiving.

Politici hebben zichzelf gediskwalificeerd. Ze hebben ieder greintje geloofwaardigheid verkwanseld door professionele deflectie, die tot zogenaamde kunst is verheven. Geen enkele vraag van een journalist of presentator wordt beantwoord. Binnen de kortste keren wordt er een draai gemaakt en een vooraf bekokstooft verdichtsel verkondigd. Een mythe die weinig tot niets met de gestelde vraag te maken heeft. Waarna de politicus in kwestie tevreden voor zich uit kijkend constateert dat het goed gegaan is. Terwijl hij of zij niet begrijpt dat de afstand tussen hem of haar en de luisteraar of kijker alleen maar groter is geworden door het gewiekste betoog. Er is geen begrip ontstaan, alleen maar weerzin. Omdat de subtekst helder is: ik vertel mijn eigen verhaal en neem jullie per definitie niet serieus.

Omslag

Het is verbazingwekkend dat politiek Nederland dat niet in de gaten heeft. Sterker nog: het is verbijsterend dat ze niet zien dat de partijen nu zegevierend uit de laatste verkiezingen zijn gekomen, veel beter in staat zijn aan te sluiten bij dat wat er in de samenleving leeft. Het is ongelooflijk dat de gevestigde orde niet aanvoelt dat ze met ieder ontwijkend antwoord, hun eigen ruiten blijvend ingooien en kiezers nog meer in de armen van (radicaal) rechts drijven.

Wanneer men het tij wil keren, men wil voorkomen dat we een radicaal-rechtse regering krijgen die grondwettelijke verworvenheden aan de laars lapt en Nederland isoleert van de rest van Europa – behalve medestanders zoals de Italië en Hongarije – zal men moet stoppen met dit dodelijke kunstje.

Mensen zien niet alleen het onbetrouwbare gedrag van de overheid, maar vooral het onbetrouwbare gedrag van degenen die de overheid vertegenwoordigen. Wanneer die vertegenwoordigers hierin volharden en zo het wantrouwen alleen maar vergroten, gaat het niet goedkomen. Uiteindelijk laten mensen zich niet voor de gek houden. Intuïtie vertelt hen loepzuiver dat gedrag en woorden niet kloppen, dat het vertelde verhaal te wantrouwen is, dat uitgekiende woordkeus niet hetzelfde is als de waarheid vertellen, dat de goede bedoelingen schroot onder een dun laagje chroom zijn. Daarop is de politiek keihard afgerekend. Hoogste tijd om daar lering uit te trekken. Anders is de uitslag van de laatste verkiezingen geen incident, maar het begin van een reeks.

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

error: Content is protected !!