Maarten Bergman

22 berichten

De eerste drempel

Nu de grote gevolgen van de coronacrisis na de zomer worden verwacht, worden de eerste onderzoeken en conclusies over een ‘nieuwe’ aanpak in schuldhulpverlening al gepresenteerd. De nadruk ligt daarbij op coaching, om de veerkracht van de schuldenaar te stimuleren en behouden.

De groep die extra aandacht krijgt is de lager opgeleide schuldenaar. Welke belemmeringen ervaren ze en hoe kunnen de negatieve emoties die bij voorzieningengebruik zoals re-integratie en schuldhulpverlening een rol spelen, omgezet of zelfs voorkomen worden. Een aanpak die zijn wortels (mede) lijkt te hebben in Mobility Mentoring®.

Volgens dat onderzoek zijn er tijdens schuldhulpverlening proceselementen (brieven, gesprekken, digitale portals) die op de schuldenaar niet neutraal overkomen. Deze proceselementen worden als belemmerend ervaren vanuit het oogpunt van een schuldenaar die vanwege zijn schulden met stress leeft en de wereld vanuit een negatief gezichtspunt beschouwt.

De wisselwerking tussen professional en schuldenaar kan daardoor al snel verstrikt raken in legio vormen van onderlinge irritatie en frustratie. Doel is te communiceren op een manier die leidt tot een goede samenwerking waarin schuldenaar en professional zich beide verbinden aan de trajectdoelen tijdens de schuldhulpverlening.

Daarnaast is digitalisering ook een aandachtspunt. Websites, apps en portals zijn afgestemd op wat een gemiddelde schuldenaar kan. Iedereen onder dat gemiddelde, en dat is een grote groep, wordt daarmee niet bereikt. Hierdoor haken veel schuldenaren voortijdig af en verdwijnen uit beeld (of komen niet eens in beeld) van de instanties die mogelijk hulp kunnen bieden.

Wat in dit hele verhaal opvalt, is dat de aandacht bij de schuldenaar wordt gelegd. Wat in dit verhaal ontbreekt, is een historische blik.

Want wat wordt vergeten, is hoe instanties zich de afgelopen dertig jaar hebben gepresenteerd, en hoe ze zich profileren, bewust of onbewust. Factor van belang is het ‘gepast wantrouwen’ dat uitgestraald wordt door vele van oorsprong dienstverlenende instanties in het sociaal domein. Toon, benadering en formulering zijn zwanger van de ‘potentieel profiteur’ en ‘aankomend fraudeur’ gedachtes. Veel organisaties in het sociaal domein bezigen de afgelopen decennia standaard waarschuwende teksten, straffende taal en strenge uitgangspunten, om te voorkomen dat er misbruik wordt gemaakt van de dienstverlening. Vermeend misbruik.

Voor vele schuldenaren is dat een diep ingesleten beeld. Het speelt vaak een doorslaggevende rol in de besluitvorming wel of geen beroep te doen op hulpverlening. De door staatssecretaris van Financiën Van Huffelen omschreven “institutionele vooringenomenheid” van de Belastingdienst in de toeslagenaffaire, illustreert die ingebakken houding van wantrouwen zonder weerga.

Zolang de publieke dienstverlening daarin geen cultuuromslag maakt en het bestaande mensbeeld handhaaft, is iedere aanpak die meent bij de schuldenaar iets te moeten of kunnen veranderen, zinloos. De presentatie van dienstverlenende instanties in de sector speelt de hoofdrol, vormt de eerste en belangrijkste drempel. De wantrouwende basishouding, die cruciale onderstroom, gebrandmerkt in de bedrijfscultuur, dient aangepakt te worden.

Want velen melden zich niet, uit angst beschuldigend of denigrerend toegesproken te worden. Of als opstandig kind behandeld te worden. Om vervolgens bedolven te worden onder terminologie, opdrachten en formulieren. Een uitgebreid eisenpakket, gevuld met juridisch jargon, ingegeven door fundamenteel wantrouwen vertaald in zogenaamd verantwoorde bureaucratie.

In het kader van vroegsignalering ondervinden instanties veel hinder van hetzelfde imago – dat ze zelf opgebouwd hebben. Mensen met schulden die hulpverleners op huisbezoek krijgen doen niet open, wimpelen af, ontkennen dat er problemen zijn. Dat wordt meestal uitgelegd als schaamte of taboe. Dat kan meespelen, maar wat een minstens zo grote rol speelt, is de karakterisering die gemeentelijke organisaties over zichzelf hebben gecreëerd, die zich (onbewust) in de hoofden van vele hulpbehoevenden heeft vastgezet: zij zijn de belichaming van ambtelijk wantrouwen. Ze zeggen dat ze willen helpen, maar ze zijn er op uit om me te straffen. Die gedachte betekent helemaal niet dat die schuldenaren onwillig zijn of mogelijk illegale activiteiten ondernemen. Het is een basale angst. Voor de persoon met macht. Die schijnbaar naar believen ten gunste of ongunste kan besluiten op basis van beleid dat doorspekt is met wantrouwen, en voor velen bovendien ondoorzichtig en onbegrijpelijk is.

Zodra gemeentelijke organisaties bereid zijn als eerste de hand in eigen boezem te steken, kan daarna ontdekt worden hoe (samenhang tussen) proceselementen en communicatie met de schuldenaar verbeterd kunnen worden. Maar voorop staat zelfreflectie en interne hygiëne. Dat is de primaire hervorming waar het sociaal domein voor staat. Alleen zo kan de opgeworpen barrière opgeruimd worden die zovelen tegenhoudt beroep te doen op de noodzakelijke ondersteuning waaraan zo’n grote behoefte bestaat. Een einde aan het wantrouwen.

Schulden in tijden van corona

In 1985 verschijnt van de Colombiaanse schrijver Gabriel Garcia Marquez (1927-2014) de roman Liefde in tijden van cholera (El amor en los tiempos del cólera). Een meeslepend boek over een man die tegen de achtergrond van de dodelijke cholera, lijdzaam op de liefde van zijn leven wacht. Een grote roman over grote thema’s: liefde, eenzaamheid, lijden en ziekte.

In deze tijden van corona is het verband met het boek natuurlijk snel gelegd. Afzondering en lijden zijn op dit moment aan de orde van de dag. Mensen sterven nog steeds alleen. Essentieel personeel doet wat ze kan, verpleegkundigen en artsen proberen iedereen die ernstig ziek is bij te staan tijdens hun laatste momenten en het niet zelden ondraaglijk lijden draaglijker te maken. Dat eist een hoge tol. Want ze lopen zelf risico besmet te worden, voelen zich machteloos en raken overspannen door de hoge druk die ze zichzelf opleggen. Meestal omdat ze het lijden van de patiënten niet echt kunnen verlichten, of de dood niet kunnen voorkomen.

Deze periode zorgt voor een omslag in denken over de waarde van diverse beroepsgroepen. De essentiële beroepen van nu, blijven na de coronacrisis ook essentieel. Dat kan niet ontkend worden. Wat betekent dat herijken van beloning onontkoombaar is. De waardering die nu normaal is, was voorheen (opmerkelijk genoeg) abnormaal. Die omkering mag niet verloren raken, het nieuwe besef mag niet weer terugvallen in het oude gebrek aan besef. Een terugkeer naar vóór de crisis is onverdedigbaar. De bankdirecteur krijgt veel meer dan de verpleger, maar verdient dat niet, als puntje bij paaltje komt. De raad van bestuur van een grootindustrieel keert miljoenen aan bonussen en dividend (aan zichzelf) uit, de schoonmaker bij hetzelfde bedrijf heeft vaak een nulurencontract en sappelt om rond te komen. Hoe scheef die verhoudingen zijn, maakt deze crisis akelig duidelijk. Dat licht moeten we allemaal brandend houden en niet weer laten doven. Laten we hopen dat het besef bezinkt en beklijft.

De afgelopen maanden werden de financiële gevolgen van de coronapandemie ook zonneklaar. Horeca, warenhuizen, boetieks, lokale winkeliers, zzp’ers en freelancers. Velen komen in zwaar weer terecht. Weliswaar heeft de overheid maatregelen getroffen, maar die behoeden niet iedereen voor een ramp. De economie is vastgelopen in de grindbak, de groei is omgeslagen in krimp, en een volgende recessie na die van 2008 is volgens alle experts heel reëel. Dat is voor de hele wereld het voorland. Een harde reset waarop we geen invloed hebben. Het gebeurt gewoon.

Daarnaast zijn er ook massa’s werkenden naar huis gestuurd. Uitzendkrachten, tijdelijke contractanten, flexwerkers, niet vitale beroepsgroepen. Anderen leveren noodgedwongen een deel van hun salaris in vanwege werktijdverkorting. Firma’s hebben hun deuren preventief gesloten en laten het personeel voor zover mogelijk thuiswerken. Fabrieken kunnen dat natuurlijk niet of nauwelijks, met ontslagen tot gevolg, waardoor de productie stilvalt en een groot aantal ondernemers linea recta op een faillissement afstevent. Hier en daar herstarten bedrijven weer. Maar het blijft lastig onder de nieuwe corona-eisen.

De conclusie is onafwendbaar. Bovenop de huishoudens die (theoretisch) in beeld zijn, krijgen honderdduizenden huishoudens extra in hoog tempo ernstige geldproblemen. Of de problematiek verdiept zich in zorgwekkende mate. Velen zijn niet meer in staat hun hypotheek, huur, nutsvoorzieningen of ziektekostenverzekering te betalen. Laat staan dat gemaakte betalingsregelingen met schuldeisers nog nagekomen kunnen worden. Voorspellingen zijn ondoenlijk, maar het aantal huishoudens met problematische schulden zal explosief toenemen. Een enorm stuwmeer dat alle hulpverlenende instanties de komende tijd (jaren?) zal overspoelen. Waar ze facilitair, organisatorisch, financieel en qua formatie niet op voorbereid zijn.

Ondersteunende en hulpverlenende instanties kampen zelf ook met problemen. Voedselbanken zagen hun aanvoer opdrogen vanwege het hamsteren. Sociale initiatieven verloren subsidie en vrijwilligers vanwege de voorwaarden van de anderhalvemetereconomie. Bezoekuren bij schuldhulpverlening zijn aangepast of zelfs vervallen. Aanvragen moeten telefonisch of digitaal worden afgehandeld, tenzij er een corona-proof loket is, waardoor de drempel om hulp te zoeken weer hoger is geworden. Mensen die in het buitenland gedwongen in quarantaine zitten, verliezen hun uitkering. Daklozen raken nog dieper in de ellende. Opvang van verslaafden is ingewikkelder geworden. Asielzoekers leven geïsoleerd in een azc en zijn niet meer welkom bij hun werkgever omdat ze een besmettingsgevaar vormen.

De compensatieregelingen vanuit Den Haag vormen in veel gevallen doekjes voor het bloeden. Het is symptoombestrijding. Dat kan ook niet anders. Niemand weet wat ons werkelijk te wachten staat. Maar de vraag is of men dat ook wil toegeven. Waarschijnlijk niet, uit angst voor landelijke paniek en een verder ineenstorten van de economie. Of simpelweg omdat het als beschamend wordt ervaren om te erkennen dat niemand een antwoord heeft.

Deskundigen en kenners vrezen het ergste. Solidariteit, opschorten, hervorming, coulance, basisinkomen, noodstopprocedures en kwijtschelding. Het taalgebruik begint de ernst van de situatie te weerspiegelen. Anticiperend op de aanstaande klap, roept men op tot allerlei fundamentele wijzigingen in denken en doen. Maar de vraag is of die bede ook doordringt tot de schuldenindustrie. Want één ding is helder: het zou absurd zijn wanneer men na de coronacrisis weer tot het oude systeemdenken vervalt. Als er iets is dat deze crisis aantoont, dan is het wel een cruciaal gebrek aan financieel welzijn en sociale zekerheid en het falende systeem dat geen adequaat antwoord weet te geven.

De besluiten ter ondersteuning van ondernemers die het kabinet nu heeft genomen, moeten een permanent karakter krijgen. De gevolgen van deze crisis zullen nog jaren doorwerken. Daar mag de regering niet blind voor zijn, dat kan ze zich niet permitteren. Het domino-effect gaat geduchte vormen aannemen. Daarom moeten de regelingen ook uitgebreid worden. Alles gebeurt nu ad hoc, wat zoals gezegd begrijpelijk is, maar dat is voor de toekomst niet houdbaar. Structurele ondersteuning is onontkoombaar, of dat nou wel of niet een socialistische signatuur heeft en mogelijk het neoliberale gedachtegoed ondergraaft.

Wat de schuldhulpverlening betreft moet het roer ook om. De repercussies van de crisis vragen om een andere aanpak, waarin dispensatie en wegstrepen een hoofdrol spelen. Want degenen die nu hun huur niet kunnen betalen vanwege het wegvallen van inkomen en het ontbreken van een financiële buffer, kunnen die opgelopen achterstand over een half jaar of jaar ook niet inlopen. Daar ontbreekt hen ten ene male het geld voor. Preventie, vroegsignalering of budgetcoaching helpen daar evenmin. In veel gevallen zal coronakwijtschelding een gepaste oplossing blijken. Of een nationaal schuldenfonds dat ingezet wordt en vanwaaruit schulden uit de coronaperiode, om niet afgelost kunnen worden.

Die nieuwe visie vraagt om een aanpak zonder beperking: onbegrensd maatwerk. Een benadering die moed van uitvoerders, procesdeelnemers, beleidsmakers en wet- en regelgevers vergt om het oude achter zich te laten en onontgonnen terrein te verkennen. Het is de ultieme consequentie van de omgekeerde toets. Eerst de individuele vraag en nood uitpluizen, daar een gepast antwoord op geven en dat in een vorm gieten die voor alle betrokkenen aanvaardbaar is. Het uitgangspunt blijft de persoon met schulden, niet de wetgeving. De oplossing is leidend, niet de regels. De schone lei is het doel, niet het voldoen aan eisen. Maximale flexibiliteit om een optimaal rendement te bereiken. Een schuldenvrije toekomst. Het liefst morgen. Door onbegrensd maatwerk. Dat zijn de mores en houding die passen in deze coronatijd.