Jaarlijkse archieven 2024

6 berichten

Calm after the storm

Na de beroering van afgelopen periode naar aanleiding van mijn berekening over de effectiviteit van schuldhulpverlening, heb ik gewacht met het schrijven van een nieuwe post. Dat komt vooral door de nogal frontale en persoonlijke aanval van vorige week. De directeur-bestuurder van een landelijke schuldhulpverleningsorganisatie trok namelijk flink van leer in een stuk waarin hij – naar eigen zeggen – nuance wilde aanbrengen.

Om te beginnen is er in zijn post sprake van persoonsverwisseling. Hij noemt mij Rutger Bergman. Een weliswaar sympathieke vergissing, maar niettemin abuis. Rutger Bregman is onder andere geschiedkundige en verbonden aan De Correspondent. Dat ben ik geen van beide. Daarnaast beschrijft de directeur-bestuurder mij als “zelf verklaarde expert”. Dat is niet alleen een onbillijke kwalificatie, maar vooral een weinig respectvolle en ongenuanceerde typering. Het toont aan dat hij geen idee heeft wie ik ben, noch heeft onderzocht wat ik doe. Zelfs niet oppervlakkig.

Definities en cijfers

Wat betreft de cijfers die ik heb gebruikt. Mij is intussen duidelijk geworden dat schijnbaar dezelfde definities verschillende betekenissen hebben. CBS en NVVK hanteren de term (geregistreerde) problematische schulden op geheel eigen wijze. Met dank aan Ernst-Jan de Bruin voor dit inzicht. Maar zelfs met die wetenschap blijft de slagvaardigheid van schuldhulpverlening schrikbarend laag.

Sterker nog: er zijn volgens het CBS in 2023 meer huishoudens met (geregistreerde) problematische schulden bijgekomen (ruim 21.000) dan volgens de NVVK in datzelfde jaar mensen met een schuldregeling (de NVVK noemt dat ‘schulden oplossen’) zijn geholpen (ruim 15.000). Nogmaals: ook hier geldt een verschil in definitie van (geregistreerde) problematische schulden.

Het samenwerkingsverband Clustering Rijksincasso bestaat in totaal uit zeven organisaties, waarin de overheid als één wil opereren bij inning en incasso. Op verzoek van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en de zes andere uitvoeringsorganisaties (Belastingdienst, Dienst toeslagen, CAK, DUO, SVB en UWV) is door het CBS onderzoek gedaan naar betalingsachterstanden bij die organisaties. Het CBS-dashboard laat zien dat maar liefst 1,9 miljoen mensen in Nederland een betalingsachterstand hebben bij één of meer van deze uitvoeringsorganisaties. Ruim 480.000 van hen heeft overlappende achterstanden bij twee of meer organisaties. Met overlappende achterstanden wordt bedoeld: tegelijkertijd openstaande achterstanden.

Om de verwarring compleet te maken, laat hetzelfde dashboard zien hoeveel personen met betalingsachterstanden gemeentelijke schuldhulpverlening gebruiken. Het gaat dan om data van de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Tilburg, en gemeenten die gebruik maken van schuldhulpverlening door Kredietbank Nederland (87 in totaal). Die gegevens gaan over 2018 en 2020. Dat percentage loopt ver uiteen. Om precies te zijn: tussen de 0,3% (Kredietbank Nederland, betalingsachterstand bij één organisatie) en 15,1% (Tilburg, betalingsachterstand bij drie organisaties). Het dashboard zegt niets over vroegtijdige uitval gedurende trajecten en het slagingspercentage van schuldhulpverlening.

Opvallend is dat bij de Kredietbank Nederland van de personen met een betalingsachterstand bij drie organisaties (9.130), volgens het CBS slechts 1,7% schuldhulpverlening gebruikt. Voor de duidelijkheid: Kredietbank Nederland voert voor 87 gemeenten (deels) schuldhulpverlening uit.

Schulden oplossen

De toelichting bij het overzicht ‘schulden oplossen’ in het laatste NVVK jaarverslag is: schuldregelingen die in 2023 tot stand gekomen zijn. Ook hier is het ongewis of die trajecten de finish halen (om de titel van het rapport van De Nationale ombudsman uit 2020 te citeren). Want die cijfers publiceert de NVVK niet. Wel constateert de NVVK dat het totale aantal regelingen ten opzichte van 2022 is afgenomen. Dat betekent dan (als ik het goed interpreteer) lopende en nieuwe trajecten bij elkaar opgeteld. Maar ook hier noemt de NVVK geen aantal.

Nota bene: de NVVK spreekt alleen over mensen, het CBS heeft het over zowel huishoudens als mensen. In 2023 waren er volgens het CBS dus 1.569.876 mensen (de eerdergenoemde 747.560 huishoudens) met (geregistreerde) problematische schulden.

Hopelijk gaat DDAS (Data Delen Armoede en Schulden) alle definities gelijktrekken zodat er in de toekomst betrouwbare informatie beschikbaar is. Liever gisteren dan vandaag. Want dan is er een onweerlegbaar cijfermatig beeld van de ‘prestaties’ van schuldhulpverlening ten opzichte van huishoudens met problematische schulden.

Bereidwilligheid

Wat betreft de nuancering van de directeur-bestuurder. Er wordt door hem vooral gesproken over betere resultaten dan mijn berekening voorspiegelt. Hij noemt een percentage dat nog steeds niet himmelhoch jauchzend is. Dat geeft hij ook toe. Maar hij maakt opnieuw een vergissing. Ik heb het alleen over nieuwe regelingen – want gebaseerd op het NVVK Jaarverslag van 2023. Terwijl hij lopende regelingen en andere interventies meetelt. Zoals gezegd, het aantal lopende regelingen publiceert de NVVK niet. En over de effectiviteit van andere interventies wordt niets gezegd. In mijn toelichting op LinkedIn – niet in de verschenen artikelen waarin ik beperkt aangehaald wordt – leg ik dat ook duidelijk uit. Opnieuw: het betoog geeft weinig blijk van zorgvuldig lezen van wat ik schrijf.

Daarnaast schrijft hij dat er heel hard gewerkt wordt. Dat trek ik ook niet in twijfel. Wat ik wel vaststel is dat ondanks al dat harde werken heel veel mensen niet geholpen worden. Wat een trieste constatering is. Want waarom zo hard werken in een systeem dat niet effectief is?

Wat me eigenlijk heeft meeste treft is dat er geen interesse in gesprek is. Uit niets blijkt dat er behoefte is aan uitwisseling van ideeën of gezichtspunten. De verdedigende stellingen zijn betrokken, de rangen worden gesloten en vanachter de ommuring wordt getracht onder het mom van nuancering de winkel te behoeden voor erger. Ongenuanceerd gezegd: hij trekt het zich persoonlijk aan, er is een gevoelige snaar geraakt en hij schuwt de tegenaanval niet.

Heel bijzonder dat er geen enkele uitnodiging is om samen van een afstandje te kijken wat er nou eigenlijk aan schuldhulpverlening schort. Hoe het toch komt dat het systeem zo slecht werkt. Om vervolgens gezamenlijk op te trekken en het verschil te maken. We hebben tenslotte allemaal het beste voor. Maar niets van dat alles. Er wordt een haastige poging gedaan een cordon sanitaire op te trekken om het ongewenste geluid buiten te sluiten.

Nuanceringen

Nog een aantal nuanceringen van mijn kant.

  1. Ik val niemand persoonlijk aan. Wel maak ik me al ruim 25 jaar groeiend zorgen over de stand van zaken in schuldhulpverleningsland in de breedste zin van het woord. Vanuit betrokkenheid, passie en eigen ervaring. Zowel professioneel als persoonlijk. Dat laatste heb ik in een eerdere post al uitgebreid beschreven.
  2. Alle systemen in onze samenleving die met geld te maken hebben, zijn wereldwijd onlosmakelijk met elkaar verbonden. Carlijn Kingma heeft dat in haar project Het waterwerk van ons geld prachtig en onthullend verbeeld. Deze vervlechting heeft verregaande consequenties. Het ont- en bestaan van schulden is een intrinsiek probleem van die structuur en kan niet uitgebannen worden. De vraag is dus in hoeverre binnen dat systeem het ont- en bestaan van schulden tot een minimum beperkt kan worden.
  3. Schuldhulpverlening is daarom niet los te zien van die allesomvattende structuur. Bovendien spelen binnenin het krachtenveld van schuldhulpverlening allerlei elementen een rol en zitten er diverse zwakke plekken in.
    • De commerciële belangen van banken, (web)winkels en overige aanbieders van krediet- of afbetalingsvormen;
    • Het verdienmodel van en marktwerking tussen gerechtsdeurwaarders, incassobureaus, bewindvoerders, opleidingsinstituten en detacheringsbureaus die zich met (de uitvoering van) schuldhulpverlening bezig houden, advies- en onderzoeksbureaus en ten slotte softwareleveranciers. Daarnaast de rechters en advocaten die ook onderdeel uitmaken van wat intussen de schuldenindustrie genoemd wordt;
    • Door de berekening van rente en kosten door incasserende instanties lopen schulden in hoog tempo buitenproportioneel op. Zodra mensen zich bij schuldhulpverlening melden, is de schuldenlast daardoor substantieel hoger dan de oorspronkelijke vorderingen. Niet zelden 30% hoger dan bij aanvang het ontstaan van schulden. Dit is een vorm van zinloos financieel geweld;
    • De positie en invloedssfeer die door koepel- en belangenorganisaties door middel van lobby en beleidsbeïnvloeding beschermd wordt. Met een uitkomst die zelden helpend is voor degene met ernstige financiële problemen, maar eerder bijdraagt aan de onbegrijpelijkheid van de constellatie van geïnstitutionaliseerde ondersteuning. Een gerenommeerde onderzoeker en hoogleraar noemde het in een podcast ’darten met een blinddoek’;
    • In de wetgeving die bestaanszekerheid in Nederland pretendeert te garanderen, zit al decennia een single point of failure: de definitie van het minimuminkomen. Preciezer geformuleerd: de verwarring tussen minimuminkomen en bestaansinkomen. Misschien nog preciezer: de politieke onwil – vanwege het ontbreken van een meerderheid – om minimuminkomen gelijk te stellen aan bestaansinkomen;
    • Het IBO Naar een betere schuldenketen heeft becijferd dat het bestaan van € 3 miljard aan problematische schulden de maatschappij per jaar 8,5 miljard kost. Dat komt per jaar neer op € 500 per Nederlander. Volgens een recent NVVK-onderzoek levert mogelijk een derde van de schuldregelingen een nulaanbod op omdat er geen afloscapaciteit is. Van de onderzochte dossiers leeft 84% van een uitkering. Daarnaast is er groep werkenden zonder afloscapaciteit. Bovendien is er een groep die wel afloscapaciteit heeft, maar die is zo laag, dat de baten van een schuldentraject (minnelijk én zeer zeker wettelijk) bij lange na niet opwegen tegen de kosten. Deze laatste twee constateringen zijn mede het gevolg van het hierboven beschreven single point of failure. Tel deze vier argumenten bij elkaar op en het moge duidelijk zijn dat schulden kwijtschelden alleen maar voordelen heeft, zowel wat betreft de kosten/baten analyse maatschappelijke kosten als in stressreductie en (financieel) welzijn van huishoudens met ernstige financiële problemen;
    • De toegang tot schuldhulpverlening is niet laagdrempelig. Hoewel men maatwerk propageert, blijft het confectie. Het stelsel prevaleert nog altijd boven de mens die om hulp vraagt. Werken aan of uitgaan van zelfdeterminatie (autonomie, verbondenheid en competentie) wordt nauwelijks ingezet. Hetzelfde geldt voor de cirkel van gedragsverandering ter bevordering van duurzame financiële redzaamheid. Trajecten zijn directief en veeleisend, waardoor mensen zich niet aanmelden, zich niet gehoord en gezien voelen, of voortijdig afhaken;
    • Het ontbreken van één gecertificeerde en erkende opleiding die voor alle schuldhulpverleners in het minnelijk traject verplicht gesteld wordt – inclusief een jaarlijkse opfriscursus. Ook voor de huidige schuldhulpverleners. Analoog aan de vereisten die aan de opleidingsinstellingen voor de Wsnp-bewindvoerder gelden;
    • Het ontbreken van één definitie van problematische schulden én de afwezigheid van één centrale registratie van alle schuldensoorten. Een registratie bovendien waar een signaalfunctie vanuit gaat die direct voor passende ondersteuning zorgt;
    • Over de resultaten van alle andere interventies en NVVK-modules (informatie en advies, budgetcoaching, etc.) naast de klassieke schuldregelingen, publiceert de NVVK geen cijfers. Over de effectiviteit is daarom niets bekend. Evenmin of mensen die in eerste instantie op die manier ondersteund zijn, in een later stadium toch niet in een traject klassieke schuldregeling terechtkomen. Een landelijk cohortonderzoek daarnaar is nooit gedaan;
    • Er bestaan drie trajecten die in grote lijnen hetzelfde doen (schuldenbewind, minnelijk, wettelijk). Soms volgtijdelijk, soms parallel, soms elkaar in de weg zittend. Alle drie inventariseren ze het schuldenpakket, berekenen ze het Vrij te laten bedrag en de afloscapaciteit, doen ze betalingsvoorstellen en onderhandelen ze met schuldeisers. De oplossing is eenvoudig: één loket, één wet, één traject, één centraal registratiesysteem, één definitie van problematische schulden, één regisseur;
    • Nazorg aan het eind van het traject inzetten is te laat. Wanneer een persoon vanaf de stabilisatiefase (of misschien zelfs al bij aanmelding) geholpen wordt om de bureaucratie en papierwinkel het hoofd te bieden, het budget stabiel te krijgen en vaardigheden binnen de mogelijkheden te ontwikkelen, is de kans op voortijdige uitval en/of recidive aanzienlijk lager. De duurzame vertrouwensband die wordt opgebouwd (zeer wel mogelijk met een vrijwilliger met of zonder ervaringskennis) draagt vrucht tijdens het verloop van het complexe traject;
    • Zzp’ers zijn nog steeds een ondergeschoven kindje in schuldhulpverlening. Ze kunnen in het (voor)traject geholpen worden door vrijwilligers van Over Rood en later door commerciële bureaus die hun inkomsten (deels) uit de Bbz halen. Het vraagt specifieke juridische, fiscale en boekhoudkundige kennis. Maar Schuldhulpverlening voor Ondernemers (SHVO) wordt door gemeenten nog veel te weinig ingezet. En dat terwijl er volgens de Belastingdienst alleen al 135.634 (kleine) ondernemers zijn met een totale openstaande coronaschuld van € 7,3 miljard.
  4. Schuldhulpverlening is symptoombestrijding, en schulden en armoedebestrijding zijn op de Rijksbegroting een sluitpost. Bestaansonzekerheid stond de afgelopen verkiezingen even hoog op de agenda. Helaas is daar niets meer van te merken. Rapporten zoals die van de Commissie Sociaal Minimum zijn in een lade verdwenen. De politieke verlamming waardoor er niet structureel en op lange termijn wordt geïnvesteerd, en de ontbrekende bestuurlijke wil om de hand in eigen boezem te steken, houden iedere fundamentele vooruitgang tegen.
  5. Vroegsignalering is vooralsnog te vrijblijvend beschreven en vormgegeven. Gemeenten hebben teveel (beleids)vrijheid om het naar eigen inzicht in te richten en te weinig middelen om het adequaat te faciliteren. Dit komt de effectiviteit niet ten goede.
  6. Veel schulden komen voort uit life-events – vaak in combinatie met eerdergenoemd single point of failure: een tekort aan inkomen. Daarom voorkomt het lang(er) registreren van schulden en achterstanden niet het opnieuw ontstaan van schulden of achterstanden. Dat is een drogreden van instanties die hun bestaansrecht beschermen. Het heeft niets met een realistische visie op (het ontstaan van) de schuldenproblematiek te maken.
  7. Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Naar een beter werkende schuldenketen van juni 2024 heeft een bijlage waarin 52 (!) beleidsopties geformuleerd zijn. Mei 2018 presenteerde staatssecretaris Van Ark van SZW haar Brede Schuldenaanpak inclusief een actieplan met 50 (!) maatregelen. Juni 2018 publiceerden Jungmann e.a. het rapport Knellende schuldenwetgeving over het juridisch kader rond schulden. Dat leverde maar liefst 50 (!) aanbevelingen op. De slotalinea van de inleiding is best opmerkelijk: “De inventarisatie is in kort tijdsbestek opgesteld en dus niet uitputtend maar vooral richtinggevend. Er is geen analyse uitgevoerd naar de eventuele wenselijkheid van grote systeemwijzigingen. Ook ontbrak in dit bestek de tijd om de kosten van de aanbevelingen te calculeren.” Soms kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er in schuldhulpverleningsland regelmatig met hagel geschoten wordt, zonder dat men weet waarop men richt. Laat staan dat er op basis van een gefundeerde, gedeelde visie en met enige precisie weloverwogen een koers wordt uitgezet.
  8. De voortschrijdende digitalisering zorgt voor uitsluiting van een groeiende groep mensen. Zij raken geïsoleerd van de maatschappij in het algemeen en alle inkomensondersteunende voorzieningen en maatregelen in het bijzonder. Dit geldt niet alleen voor ouderen, maar zeker ook voor jongeren.
  9. De Participatiewet is te ingewikkeld voor heel veel mensen, waardoor ze de stap naar werk niet zetten en nauwelijks perspectief hebben op bestaanszekerheid. Het wetsvoorstel Participatiewet in balans gaat hierin veel te weinig veranderen. Sterker nog: opnieuw worden er categorieën mensen beschreven die aan het systeem moeten voldoen, in plaats een beschrijving van een systeem dat dienend is aan de mens.
  10. Armoede en schulden veroorzaken dagelijks stress. Chronisch en toxisch. Armoede en schulden zijn duur. Na de overgang van de verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving is de stress voor velen alleen maar toegenomen. Stress beperkt in veel gevallen de mentale bandbreedte en het cognitief vermogen. De huidige wetgeving en dienstverlening draagt daar aan bij. Het besef daarvan en daarmee de omkering van denk- en conceptierichting op gebied van beleidsvorming en wet- en regelgeving is ondermaats.
  11. Armoede en het ont- en bestaan van schulden is veel breder en dieper dan alleen maar het ontbreken van financiële draagkracht en zekerheid. De ingrijpende invloed van bestaansonzekerheid werkt door op vele levensgebieden: wonen, onderwijs, werken, voeding, gezondheid, en sociaal en algemeen welzijn. Wanneer er geen continuïteit zit in het (ongelijk) investeren in gelijke kansen (bodemherstel) voor mensen die in armoede en met schulden opgroeien, blijven velen niet in staat die cyclus op eigen kracht te doorbreken en verergert de problematiek.

Afsluitend

Zodra senator Marcus Porcius Cato Censorius maior (beter bekend als Cato de Oude) een betoog voor de Romeinse Senaat besloot, eindigde hij altijd met deze zin: ‘Overigens ben ik van mening dat Carthago vernietigd moet worden’. Mede-oprichtster van de Partij voor de Dieren Marianne Thieme deed ter afsluiting van haar bijdrage aan een debat in de Tweede Kamer hetzelfde: ‘Voorts zijn wij van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie’. Om die mooie traditie voort te zetten, sluit ik op deze manier af: ‘Overigens ben ik van mening dat schuldhulpverlening een schone lei verdient.’

Dit blijf ik herhalen. Voor iedereen die hulp nodig heeft. Voor iedereen die wil horen. Tot het gebeurt. Maakt me niet uit door wie. Als het maar gebeurt.

Intensieve geldhouderij

Vast-zitten aan vorm- en waardestelsels,

noodzaakt tot aanvaarding van de consequenties,

nèt zolang tot de vóór-ingenomenheid blijkt,

doorbroken wordt, overwonnen is.

Reinoud Fentener van Vlissingen – Dakloos geborgen

De (zichtbare en onzichtbare) geldstromen in Nederland en de wereld worden door heel veel instanties en organisaties beheerst. Voor de gemiddelde burger is dit systeem nog nauwelijks te begrijpen. Terwijl de hoogte van ons aller inkomen afhankelijk is van die (mondiale) geldstroom.

De inkomenshoogte van Nederlanders die niet kunnen werken, wordt bepaald door hoogopgeleide mensen die op basis van rekenmodellen en statistieken bepalen wat een aanvaardbaar minimuminkomen is. Daarover is op 17 oktober een rapport verschenen. Dit minimuminkomen wordt vastgesteld door de overheid (landelijk en lokaal), door economen en adviesbureaus, door banken en kredietverstrekkers, door beleggers en investeerders, door vakbonden en werkgevers, door incassobureaus en deurwaarders, door schuldhulpverleners, door bewindvoerders en door budgetcoaches. Een duizelingwekkend aantal instanties bepaalt voor ons allemaal hoeveel geld we krijgen om van te leven.

Centrale geldregisseur

Stel je voor dat er één persoon is die al die stappen in dat systeem allemaal achter elkaar uitvoert, voor heel veel mensen tegelijk. Het hele proces, van A tot Z, onder verantwoording van die ene medewerker.

Te beginnen met het verstrekken van onvoldoende inkomen om van rond te komen op basis van de door experts bedachte rekensommen. Om vervolgens te adviseren een lening af te sluiten om dat tekort (tijdelijk) te compenseren. Om daarna met maatregelen te dreigen wanneer er op die lening(en) een betalingsachterstand ontstaat. Om vervolgens tevergeefs met de werkgever te onderhandelen over een hoger salaris. Om daarna schuldhulpverlening aan te bieden zodra de achterstanden onoverkomelijk zijn, waarna een groot deel van de leningen wordt kwijtgescholden die eerder zijn verstrekt. Om ten slotte een cursus aan te bieden om te leren beter met het tekortschietende inkomen om te gaan en vooral om te begrijpen dat het aan jezelf ligt dat je niet rondkomt iedere maand.

Al die stappen. Onder verantwoordelijkheid van één persoon. Dat houdt geen gezond persoon vol. Het zorgt zeer waarschijnlijk voor wanhoop, verscheurdheid en gewetensnood. Want het laat zien hoe krankzinnig het opgetuigde systeem is. Niemand met een goed werkend stel hersens kan uitleggen waarom de geldstroom zo absurd ingewikkeld, onrechtvaardig en ongelijk is georganiseerd.

Daarom hebben we termen als eigen kracht, genoegzaam besef van verantwoordelijkheid, zelfredzaamheid, doenvermogen en bestaansminimum gemunt. Zodat we de ontvanger van het weinige geld verantwoordelijk kunnen houden voor de financiële ellende en het systeem van iedere schuld kunnen vrijwaren. Terminologie die als flinterdun (juridisch) schild tussen het systeem en de potentieel radeloze medewerker fungeert. Om levensgevaarlijke wroeging bij de uitvoerder te vermijden.

Gekkenwerk

Die ene persoon, die telkens weer voorrekent waarom er geen toereikend bestaansinkomen is, uitlegt waarom er dus geleend kan worden, waarom dat krediet ondanks het inkomensgebrek met rente en kosten afgelost moet worden, waarom het duurder wordt gemaakt als er een betalingsachterstand ontstaat op de aflossing van de lening die nodig is om het ontoereikende inkomen aan te vullen, waarom de werkgever door inflatie niet in staat is meer salaris te betalen, waarom schuldhulpverlening nodig is om de problematische schulden op te lossen die zijn ontstaan door de betalingsachterstand op de lening die nodig was omdat er besloten is onvoldoende inkomen te verstrekken, waarom de cursus gevolgd moet worden die uitlegt hoe het komt dat er bewindvoering en schuldhulpverlening nodig is om de problematische schulden op te lossen die zijn ontstaat door de betalingsachterstand op de lening die nodig was omdat er besloten is onvoldoende inkomen te verstrekken, en hoe door beter je best te doen in de toekomst (niet) te voorkomen is dat er opnieuw financiële problemen ontstaan.

Waanzin ten top. De moed zou iedereen in de schoenen zinken. Omdat het niet uit te leggen is.

Toch gebeurt dit iedere dag. Alleen niet door één persoon. Om te voorkomen dat die uitvoerder knettergek wordt, is het volledige proces in heel veel kleine stukjes opgeknipt. Om het draaglijk te maken voor de werknemer(s) in kwestie. Om de dwaasheid van het systeem te verdoezelen. Om het geweten van de systeembeheerders (lees: de overheid) te sussen en de illusie in stand te houden dat het in Nederland goed geregeld is. Een groteske overtuiging en hemeltergende misvatting.

De oproepen tot ontschotten, tot domeinoverstijgend samenwerken, tot clusteren van instanties, zijn mede daarom tot mislukken is gedoemd. Omdat het de fundamentele weeffout niet kan verhullen. Tegelijkertijd zijn die oproepen een bewijs van het structureel falen van de overheid om al die facetten van de geldstroom te reguleren en te zorgen dat iedere Nederlander voldoende inkomen heeft om zonder dagelijkse geldstress van te leven. De voorbeelden van het pleisters plakken en noodverbanden aanleggen zijn legio: individuele inkomenstoeslag, kwijtscheldingsregelingen, het toeslagenstelsel, bijzondere bijstand en nog heel veel andere (gemeentelijke) inkomensondersteunende maatregelen. Terwijl het geld tegen de plinten klotst.

Verloop en activisme

Wat ook opvalt is het grote verloop in het sociaal domein, de zorg en het onderwijs door ziekteverzuim en ontslag nemen op zoek naar een andere baan. Nog een symptoom van het ongezond systeem: het is eensinful social structure. Mensen voelen diep van binnen feilloos aan dat het niet klopt en bezwijken onder de druk en verlamming van het verstoorde werkveld.

Tegelijkertijd is het te kort door de bocht om het een systemische crisis of systeemfalen te noemen. Niet alleen omdat het systeem wel werkt voor mensen mét geld, terwijl dat niet geldt voor degenen die rond het minimuminkomen zwerven. Wat op zijn beurt heel goed uitgelegd kan worden als onrechtvaardigheid en rechtsongelijkheid.

Het is vooral te kort door de bocht omdat ondanks de eerder door mij benoemde systeemdictatuur, wet- en regelgeving worden uitgevoerd door mensen van vlees en bloed. Die in staat zijn tot zelfstandige beslissingen. Professionals raken zeker verstrikt in regelingen, voorzieningen, protocollen en procedures die maatwerk niet eenvoudig maken. Maar het kan wel anders. Helaas zijn defensief gedrag, het niet mee willen denken, en uitzonderingen resoluut en routinematig van tafel vegen, aan de orde van de dag.

Terwijl er wel degelijk mogelijkheden zijn. Mits de uitvoerder bereid is die te onderzoeken en zich niet te laten beperken en ringeloren door foutieve en ingesleten aannames en interpretaties.

Dat vraagt wat. Namelijk activisme. Om de intensieve geldhouderij aan de kaak te stellen. Zonder tegengehouden te worden door angst of verlangen. Een beweging die van binnenuit komt. Vanuit het bestaande systeem en vanuit de persoon zelf. Een inspiratie en motivatie om actief te worden, om de vinger op de zere plek te leggen en bij te dragen aan het verlichten van het duister.

Het vraagt moed om die innerlijke drijfveer te openbaren en in te zetten. En ik durf er geld onder te verwedden dat het verloop en ziekte en heil elders zoeken spectaculair afnemen wanneer iedereen de vrijheid ervaart en zich eigen maakt, om dat sluimerende activisme tentoon te spreiden en in daden om te zetten.

Verdeeld zeer

Vorige week postte ik op LinkedIn een filmpje van Nieuw Zeer. Voor degenen die niet weten wat Nieuw Zeer is, dit zeggen ze over zichzelf: “Sketchserie over de hete hangijzers van nu, waar veel over gepraat en geschreeuwd wordt, maar te weinig om wordt gelachen.” Ze zijn intussen aan hun derde seizoen toe.

Bedelaar

In de sketch speelt Ilse Warringa een vrouw aan wie een bedelaar op een parkbankje om een euro vraagt. De vrouw weigert. De reacties op LinkedIn op het filmpje zijn wisselend. Sommigen vinden dat de vrouw met haar afwijzing en toelichting een punt heeft. Anderen vinden van niet. Een enkeling heeft het over de keus tussen iets kunnen doen en moeten doen. Weer anderen constateren dat ze een preek afsteekt in plaats van met de bedelaar in gesprek te gaan.

De brede waaier aan opmerkingen geeft al aan dat de video, ondanks de korte duur van 1 minuut en 16 seconden, gelaagd is en diverse (pijn)punten aanstipt.

Het eerste beeld is dat van een meneer die onderuitgezakt op een tas of kussen en een blikje bier in zijn hand een mevrouw om “een eurootje” vraagt. Hij is ongeschoren en maakt een beetje een laconieke indruk. Die euro krijgt hij niet, reageert de vrouw resoluut. Ze steekt van wal, laat hem de euro zien die ze hem wel wil geven, maar doet dat niet. Ze weigert voor zijn eigen bestwil. Ze helpt hem door geen geld te geven en vraagt of hij dat snapt. Vervolgens zegt ze dat ze hem geen geld geeft omdat ze hem zijn eigen initiatief niet wil ontnemen. Ze wil dat hij gaat werken en ze wil dat hij zijn leven weer oppakt. Ze heeft geld genoeg, kan hem zo honderd euro geven, maar dat lost niks op. Wel steunt ze hem, staat ze achter hem en is ze apetrots op hem als hij zichzelf aanpakt en uitdaagt. Dit alles zegt ze met een grote glimlach op haar gezicht.

De man verblikt of verbloost nauwelijks en vraagt: “Maar heb je een euro voor me?”

Vervolgens grinnikt de vrouw en zegt: “Je bent een mooie man. Je bent een mooi mannetje, echt waar.” Ze gunt hem het allerbeste, zegt ze, maar die euro – die ze omhoog houdt – krijgt hij niet. Ze lacht nog een keer, wenst hem een geweldige dag en loopt weg. De bedelaar gaat verzitten terwijl hij haar verward en ongemakkelijk nakijkt.

Vooroordeel of juiste inschatting

Vanuit een impliciete associatie – het beeld dat bestaat over bedelaars – zou je haar reactie kunnen begrijpen. Want waarom komt die meneer niet in beweging en zoekt hij geen huis? Wat helpt een euro? Waarom hangt hij daar in het park terwijl hij een sollicitatiebrief kan schrijven? Waarvoor is die ene euro? Voor meer bier? Of nog erger, voor drugs? Enzovoorts.

Bovendien: ze heeft toch gelijk dat ze hem op zijn kwaliteiten, op zijn zelfredzaamheid, op zijn eigen kracht aanspreekt? Ze gunt hem immers alles. Sterker nog: ze wil hem die euro wel geven, maar weet dat hem dat niet gaat helpen. Terwijl verandering van levensbelang is voor zijn toekomst.

Maar wat gaat er nou eigenlijk mis? Want het is helder dat dit geen lekker gesprek was. Om te beginnen: een lawine van aannames van de vrouw. Door een schijnbaar gebrek aan oprechte belangstelling en benieuwdheid. Want ze stelt geen enkele vraag. Ze bombardeert hem met stellingen en ‘goede bedoelingen’, zonder ook maar iets van zijn achtergrond te weten. Haar oordeel is kant-en-klaar. Ze praat niet met hem, maar tegen hem. Geen behoefte aan context. Geen besef van de grote invloed van die context op het getoonde gedrag. Geen gesprek vanuit betrokkenheid, maar oordelend via geveinsd engagement.

Daarnaast spreekt ze hem op infantiliserende toon aan. Denigrerend zelfs. Alsof hij als klein kind op zijn plek gezet moet worden. Alsof ze hem met haar toespraak wel even zal redden. Opnieuw: terwijl ze niet het flauwste benul heeft van de redenen waarom hij vanaf dat parkbankje bedelt.

Honderdtachtig graden

Deze houding, deze benaderingswijze, dit archetype, komt onder professionals helaas regelmatig voor. Vaak ingegeven door de doctrine van de participatiesamenleving. Zonder contact te maken, zonder betrokkenheid, maar gevangen in de dwangbuis van professionele distantie in plaats van nabijheid, verlamd door een haast geautomatiseerd reactief weerwoord.

Dat is het nieuwe zeer én het oude zeer. De neiging om mensen te categoriseren zonder hun verleden te kennen. Het onderliggende patroon niet herkennen en mensen opdrijven in plaats van remmende krachten weg te nemen. Wat contraproductief werkt – iets dat Kurt Lewin al heel lang geleden benadrukte. De vanzelfsprekendheid van snel oordelen zonder afstemmen. De min of meer blinde drang om vanuit de hoogte de ‘mislukte’ en ‘behoeftige’ mens te laten zien hoe die door anders te denken en doen alles kan veranderen. Dat het leven maakbaar is. Altijd. Als je maar wilt.

Daar moeten we echt eens mee ophouden. Bij voorkeur vandaag.

Want uit het filmpje blijkt ook dat haar handelen geen effect heeft. Haar boodschap komt niet aan bij de bedelaar. Het enige dat hij doet is haar beduusd aankijken en zijn vraag herhalen. Ze is in de veronderstelling dat ze juist heeft gehandeld, haar ‘triomfantelijke’ afscheid illustreert dat, maar heeft niet in de gaten dat ze de plank volledig misslaat.

Wanneer ze contact zou maken, vanuit haar hart, ontstaat er waarschijnlijk een heel ander gesprek. Zodra ze luistert en geen norm oplegt, groeit mogelijk een band. Dat maakt natuurlijk wel kwetsbaar, want dan kan ze ineens geraakt worden. Dat is het ‘risico’ dat ze loopt. Dat er een connectie ontstaat. En dat is misschien eng. Mogelijkerwijs zelfs ongewenst. Want verbinding kan zomaar betekenen dat je van binnenuit gemobiliseerd wordt en iets wil doen voor die meneer. Dan verdampt alle professionele distantie en wil je als mens voor die andere mens van waarde zijn. Als je jezelf toestaat om daardoor geïnspireerd te raken en uit je vertrouwde, veilige wereld stapt.

Zo simpel is het. Handelen vanuit mededogen. Meer is niet nodig. Beter gezegd: dat is alles.

De mens is de enige maat

Van alle dingen is de mens de maat, van de dingen die zijn dat zij zijn en van de dingen die niet zijn, dat zij niet zijn.

Protagoras van Abdera (± 485 – ± 415 v. Chr.)

Tijdens de vierdaagse basisopleiding schuldhulpverlening die ik afgelopen juni gaf, ontstond het gesprek dat vrijwel altijd ontstaat. Meestal begint het met een vraag of een stelling over de eigen verantwoordelijkheid bij het ontstaan van problematische schulden versus de complexiteit van het systeem dat diezelfde problematische schulden veroorzaakt dan wel toestaat.

De neiging een schuldige aan te wijzen is bijna overweldigend – zeker zodra het over problematische schulden gaat. Engelsen zouden zeggen: the urge to assign guilt for debt incurred is overwhelming. Het is de menselijke drang om te expliceren, om het dilemma hanteerbaar te maken, om goed en slecht te benoemen en onderscheiden, terwijl we feitelijk niet écht kunnen verklaren hoe iets is ontstaan. We zijn bevangen door de drang en illusie van begrijpen, zonder het licht van besef.

Los van het feit dat er sprake is van een ingewikkeld samenspel en van het (vrijwel altijd) ontbreken van een eenduidige oorzaak, wordt evenmin gezien dat de complexiteit van armoede en schulden veel groter is dan de eerder genoemde tegenstelling. Ook hier geldt: (over)simplificatie leidt niet tot verheldering. Er doet zich namelijk een gecombineerd krachtenveld voor van drie grote actoren in de armoede- en schuldenketen. Een machtssfeer waarbinnen (eigen)belang, gebrek aan ervaring met de dagelijkse praktijk, positionering, lobby en angst voor verlies van plaats aan de onderhandelingstafel, allemaal een rol spelen.

De drie hoofdrolspelers

De drie zijn achtereenvolgens: de overheid als (beoogd) leverancier van inkomenszekerheid, de schuldenindustrie en als laatste schuldhulpverlening in de breedste zin van het woord. Binnen deze driehoek speelt zich het ontstaan, bestrijden en in stand houden van armoede en schulden af. Uiteraard tegen de achtergrond (of desgewenst voedingsbodem) van de Westerse sociaaleconomische structuur zoals we die in Nederland kennen: de neoliberale invulling van kapitalisme die privatisering, marktwerking en verdienmodellen stimuleert. Een samenleving bovendien waar de bescherming tegen het maken van schulden veel beter moet zijn.

Maar ook hier dient nauwkeuriger gekeken te worden. Het zijn tenslotte drie abstracte begrippen: overheid, schuldenindustrie en schuldhulpverlening. De overheid bestaat uit verschillende deelnemende ministeries (onder andere Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Veiligheid en Justitie en Economische Zaken), de lokale overheid (gemeentelijke organisaties en andere bestuursorganen) en diverse belangenorganisaties (zoals VNG en Divosa).

De schuldenindustrie begint bij banken, creditcardmaatschappijen en andere kredietverstrekkers zoals Klarna, Riverty en Afterpay, bij gokbedrijven (terwijl het staatsgokbedrijf Holland Casino meer jongeren wil aantrekken!), en opnieuw de overheid als aanjager van armoede en schulden (lees De Boetefabriek maar eens), en eindigt bij incassobureaus, schuldenopkopers en deurwaarders.

Schuldhulpverlening bestaat uit het minnelijk traject (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening), het wettelijk traject (Schuldsaneringsregeling natuurlijke personen), schuldenbewindvoerders (Wet curatele, beschermingsbewind en mentorschap), en koepelorganisaties (waaronder NVVK, Bureau Wsnp en Horus) en belangenverenigingen (waaronder BBW, AVS en Sociaal Werk Nederland). In deze laatste categorie wordt trouwens ook mondjesmaat gesproken over mediation (Mediatorsfederatie Nederland).

Het is al decennia duidelijk dat deze drie groepen van spelers, deze drie zuilen, en zelfs partijen binnen de zuilen, tegengestelde, botsende en haaks op elkaar staande motieven en baatzucht hebben. Het resultaat is helder: zo goed als een patstelling, waardoor nauwelijks vooruitgang wordt geboekt, ondanks een eindeloze stroom aan initiatieven, convenanten en wetgeving. Die hierdoor zelden meer bereikt dan minimale verschuivingen. Inkomenszekerheid blijft ver buiten bereik (mede door de flexibilisering van de arbeidsmarkt), de schuldenindustrie blijft exorbitante winsten maken en schuldhulpverlening blijft onderpresteren. Het is vooral watertrappelen zonder land in zicht. En we weten allemaal dat je, hoe lang je dat ook volhoudt, uiteindelijk kramp krijgt, onderkoeld raakt en kopje onder gaat.

Om het helemaal onoverzichtelijk te maken: daartussenin bewegen zich tientallen vrijwillige schuldhulporganisaties (voor een belangrijk deel met inzet van ervaringskennis), juridische ondersteuning en sociaal raadsliedenwerk, systeemcertificering en -management, adviesorganen en onderzoeksbureaus, (krediet)registratiebureaus en andere informatiesystemen, detacheringsbureaus, advocaten en rechtspraak, opleidingsinstituten, privacywaakhond Autoriteit Persoonsgegevens, welzijnsorganisaties, (door de overheid gesubsidieerde) sociale ondernemingen, hogescholen en lectoraten, en niet te vergeten diverse softwareleveranciers.

Uomo vitruviano – Leonardo da Vinci

De burger verdwaald in het oerwoud

Te midden van deze verstikkende Gordiaanse knoop raakt de persoon of het huishouden met ernstige financiële problemen totaal verstrikt. Ieder perspectief wordt gesmoord in een eindeloze kluwen van bureaucratie, procedurefetisjisme en digitalisering. Waardoor die persoon of dat huishouden op het toppunt van ontreddering onder andere aan een schier onafzienbare trits eisen en voorwaarden moet voldoen om überhaupt te worden toegelaten tot enige vorm van financiële ondersteuning. Het is volkomen begrijpelijk dat velen vroegtijdig afhaken of zelfs helemaal niet geholpen worden, door iets wat ik enkele jaren geleden al de onmenselijke systeemdictatuur heb genoemd: het verstikkende juk dat voor management, uitvoering en belanghebbenden verlammend werkt. Daar is de verduistering is maximaal. Gelukkig zijn er wel lokale initiatieven die soelaas bieden.

Het moge duidelijk zijn dat de bovenaan geciteerde Homo Mensura stelling van de Griekse sofist Protagoras alle betekenis heeft verloren in deze chaos en verdwazing. Enige vorm van relativisme bestaat niet meer. Alles is verworden tot defensieve routines en angstig weigeren van enig maatwerk. Geen responsief in plaats van reactief overheidshandelen, geen werkveld overstijgende visie, geen bereidheid positie op te geven ten dienste van het grote goed, maar angstig vasthouden aan piketpaaltjes rondom het veroverde territorium. En al helemaal geen urgentie, moed en inspiratie om met de borstel over het schoolbord te vegen en met een schone lei te starten. In plaats daarvan: reguleringswaanzin ten top.

Ter illustratie een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 april 2024 over herziening van een Wajong-uitkering vanaf maart 2020 en terugvordering van  € 14.403,66. In de samenvatting stelt voorzitter E.J.J.M. Weyers:

“Het gaat in deze zaak over de vraag of het UWV terecht tot gehele herziening en terugvordering van een Wajong-uitkering is overgegaan in verband met de door appellant gevolgde studies en genoten inkomsten uit arbeid. Volgens appellant moet rekening gehouden geworden met het niet adequaat handelen en lange stilzitten van het UWV. De Raad volgt dit standpunt van appellant en komt tot het oordeel dat bij de beoordeling of er sprake is van een dringende reden, niet alleen rekening moet worden gehouden met de gevolgen van de herziening en terugvordering, maar ook met de oorzaak daarvan. Daarbij spelen alle feiten en omstandigheden van het geval, en ook de evenredigheid, een rol. De Raad oordeelt dat het UWV ten onrechte niet alle feiten en omstandigheden heeft meegewogen bij de vraag of sprake is van een dringende reden om van gehele of gedeeltelijke herziening of terugvordering af te zien. Het UWV heeft eveneens ten onrechte niet getoetst aan het evenredigheidsbeginsel.”

Een hoopgevende uitspraak, waarin de hoogste bestuursrechter in socialezekerheidszaken onmiskenbaar de nadruk legt op dat wat verder gaat dan simpelweg de regels toepassen. Een inzicht dat hopelijk navolging gaat vinden binnen de rechtspraak in het algemeen en het sociaal domein in het bijzonder. Een eerste voorbeeld hiervan is de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 7 juni 2024. Daarin wordt op basis van het evenredigheidsbeginsel vastgesteld dat het terugvorderingsbedrag niet evenwichtig is en wordt de terugvordering door de bestuursrechter gematigd tot de helft van het oorspronkelijke bedrag.

De reactie op de uitspraak door Johanna Hirscher, lid van de Raad van Bestuur UWV, was zowel verheugend als verbijsterend: “Wij zijn blij met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. We weten dat een terugvordering grote gevolgen kan hebben voor de cliënt. En deze uitspraak geeft ons de mogelijkheid om hier anders mee om te gaan. We willen dat onze cliënten zich gezien, gehoord en geholpen voelen en deze uitspraak helpt ons daarbij. Tijdens de zaak hebben wij de rechter daarom ook specifiek gevraagd om ons hiervoor de ruimte te geven. Met de uitspraak hebben we die gekregen. We weten dat het een lange weg is geweest voor de cliënt en zijn ouders. Met hun doorzettingsvermogen hebben ze het mogelijk gemaakt dat wij meer ruimte hebben om anders om te gaan met terugvorderingen.”

Ze wist dus al jaren dat het UWV in handhaving en terugvordering onnodig hard is geweest. Maar onder het mom van “we mogen niet anders van de wet” (wat een zwak excuus!), heeft het UWV de hardvochtige uitvoering van regels en beleid ongewijzigd gelaten. Terwijl ze donders goed beseften dat er buitenproportioneel leed werd toegebracht. Of ze hebben het nooit gezien omdat ze verblind werden door het genadeloze systeemdenken. Dat laatste is misschien nog wel erger dan het eerste.

Hoe dan ook, waar was het doorzettingsvermogen van het UWV? Hirscher doet voorkomen alsof het UWV zonder deze uitspraak niet in staat is geweest anders te handelen. Dat is natuurlijk de grootste onzin. Het spectrum aan overwegingen is veel groter dan alleen maar een binair ja of nee. Er is altijd een keus om te wikken en te wegen en af te wijken. Altijd. Het is geen academisch probleem. Want ook hier geldt: de mens is de enige maat.

Terug naar het begin

Nu weer naar de basisopleiding schuldhulpverlening waar het gesprek ontstond. Het blijkt bijna onmogelijk om beweging te krijgen in de drie opponerende partijen en vertegenwoordigers. Ze gedragen zich net zo halsstarrig als het UWV in het voorbeeld hierboven. Ook vanwege het ontbreken van een krachtige voortrekker die de moed heeft liefdevol tegen heilige huisjes te schoppen. Wat een trieste conclusie is. Omdat degene die het zonder hulp niet redt, vermalen wordt tussen strijdkrachten in een arena waar de protagonisten van geen wijken willen weten, schermend met wet- en regelgeving, de eigen positie tot de dood verdedigend.

Mijn pleidooi blijft daarom om die drie zuilen samen te voegen tot één. Richt een Ministerie van Bestaanszekerheid op, waar alles rondom bestaansinkomen (dat de huidige structurele en tijdelijke inkomensondersteunende en minimaregelingen overbodig maakt) en schulden geregeld is – met een Wet Bestaanszekerheid als grondslag. Geef de minister van Bestaanszekerheid drie staatssecretarissen: Onderwijs en Werk, Financieel Welzijn (zie mijn wetvoorstel Wet integrale schuldsanering Wis), en Zorg. Hierdoor worden alle leefgebieden, zoals beschreven in de Grondwet (artikelen 19 tot en 22) onder een dak gebracht. Daarmee wordt het ministerie van Bestaanszekerheid (en misschien zelfs Bestaansveiligheid) dé voorvechter van het streven naar een menswaardig bestaan nu en in de toekomst. Omdat de mens de enige maat is.

Om met Gregory House uit de gelijknamige televisieserie te eindigen: “Rules are just helpful guidelines for stupid people who can’t make up their own minds.” Laat dat goed doordringen tot alle betrokkenen bij inkomenszekerheid, schuldenindustrie en schuldhulpverlening. Tot we allemaal beseffen dat wet- en regelgeving nooit de waardigheid van de mens mag overtroeven. Maar dan ook echt nooit.

Banden smeden over de grens heen

Tijdens het lezen van het boek Armoede uitgelegd aan mensen met geld van Tim ’S Jongers en de NRC column Een hartgrondig gvd van Youp van ‘t Hek, werd ik overvallen door een gedachte: hoe komt het eigenlijk dat er geen échte beweging zit in de aanpak van armoede en schulden? Nu ik de afgelopen dertig jaar overzie – de jaren dat ik in de wereld van armoede en schulden werk – valt me iets cruciaals op: er is geen verbinding.

Er bestaan grofweg twee bubbles zodra het over armoede en schulden gaat. De kring waar men vanuit betrokkenheid, beroep of ervaringskennis is aangesloten op het leed dat door financiële problematiek wordt veroorzaakt. En de kring waar men er niet mee begaan is, omdat er geen betrokkenheid bestaat en geen direct contact met mensen met financiële problemen. Deze twee werelden existeren strikt gescheiden naast elkaar.

In de eerste wordt met grote regelmaat gesproken over, onderzoek gedaan naar en geld vrijgemaakt voor het bestrijden van armoede en schuldenproblematiek. Publicaties struikelen over elkaar om via diverse gezichtspunten, strategieën en beleidsterreinen het vraagstuk te fiksen. Vooralsnog zonder merkbaar effect. Wel spreken we elkaar aan en luisteren en bevestigen we dat we het roerend met elkaar eens zijn en dat het nou toch eindelijk eens goed aangepakt moet worden. Soms wordt er gezellig samen gemopperd. Evenmin met veel gevolg. Dit is zichtbaar op sociale media zoals LinkedIn en X, maar ook tijdens de vele congressen, bijeenkomsten en debatten. Bijval is meestal niet van de lucht, klaterend applaus en felicitaties evenmin. Mild chargerend: we preken voor eigen parochie.

In de tweede wordt niet of nauwelijks over de problematiek gedacht of gesproken. Armoede en schulden behoren niet tot die leefwereld. Hoogstens als het over die arme kindertjes in Afrika gaat. In dit milieu bestaat ook bijna geen bewustzijn of weten over de problematiek in Nederland. Wanneer diegenen een praktijkvoorbeeld wordt voorgeschoteld, zijn ze sprakeloos en ontstaat een (meestal kortstondig) gevoel van schaamte en verbijstering, of is het antwoord reflexmatig: moeten ze maar (harder) gaan werken; ze hebben het er zelf naar gemaakt; waar een wil is, is een weg; profiteurs die parasiteren op onze belastingcenten. Er bestaat geen belangstelling of mededogen. Onverschilligheid troef. Dat (ongewenste) deel van de samenleving bevindt zich immers in de marge, aan de andere kant van de kloof, en is dus oninteressant. Hoogstens een last voor de economie.

Zoals gezegd, deze twee werelden bestaan los van elkaar. Soms komen ze even met elkaar in aanraking. Tijdens een televisieprogramma, een benefietvoorstelling of een paneldiscussie georganiseerd door een studiecentrum. Waar het verschil van inzicht keurig afgebakend blijft en de dagvoorzitter zonder overtuigingskracht pogingen doet hoopgevende ontwikkelingen te schetsen. Daarna gaat ieder weer zijns weegs. Terug naar de kudde waartoe ze behoren. Iedere toenadering in de kiem gesmoord. Status quo vakkundig gehandhaafd.

De afgelopen drie decennia zie ik de bekende experts, specialisten en geleerden uit de eerste bubble in relatief klein gezelschap met elkaar optrekken. Zij vormen de frontlinie. We weten allemaal wie dat zijn. Ze vertolken al heel lang hetzelfde geluid, vooralsnog zonder veel resultaat. Dat komt deels ook omdat ze menen te moeten wikken en wegen: hoeveel kan ik zeggen zonder mijn luisterend oor (bij de mensen die ‘aan de knoppen draaien’) te verspelen? Belangen, positionering, netwerk, angst status en krediet te verbeuren bepalen uitingen en gedrag. Waar sommigen in het begin nog van leer trokken, hebben ze hun toon nu gematigd, omdat ze nu ook tot de fine fleur behoren. Omzichtig formulerend, ieder woord op een goudschaaltje, niemand voor het hoofd stotend, krachteloze teksten, liters water bij de wijn. Netto opbrengst te verwaarlozen.

De andere bubble heeft een duidelijke identiteit, maar geen bekende mensen die het gezicht vormen. Natuurlijk zijn er politici die hun boodschap verkondigen over mensen die in armoede leven, maar hen bedoel ik niet. In zekere zin is het ook wel logisch dat die andere bubble amper herkenbare vertegenwoordigers kent, misschien op iemand uit het bedrijfsleven na die het tot multimiljonair heeft geschopt. Ergens ook wel te begrijpen: naar het bestaan van rijkdom in combinatie met onwetendheid over armoede wordt volgens mij geen onderzoek gedaan. Succesverhalen daarentegen vullen vele docusoaps, maar dat zijn vooral egodocumenten om te getuigen van een maakbare wereld waarin iedereen een topper kan worden. Als je maar echt wil, ambitie toont en je kansen grijpt. Dan is niets onmogelijk.

Ruyi Bridge voetgangersbrug in Taizhou, Zhejiang, China

Eigenlijk kan het niemand verbazen dat er geen beweging zit in het oplossen van armoede en schulden: er is (nog) geen bruggenbouwer die deze twee werelden in de diepte aan elkaar voorstelt. Terwijl daar nu meer dan ooit behoefte aan is. Er is niemand opgestaan die de karikatuur achter zich laat en de kloof tussen de twee belevingswerelden weet te dichten. Iemand die de taal van beiden spreekt, die niet alleen uit is op lof van eigen entourage of een schouderklopje voor communicatief en politiek zorgvuldig laveren. Iemand die laat zien dat polarisatie desastreus is. Die het lijden voelbaar kan maken, die mensen kan bewegen tot inzet, tot bijdragen aan een duurzame oplossing. Iemand die de verschillen belangeloos overstijgt – desnoods in scherpe bewoordingen.

Iemand die zorgt dat welvaart, welzijn en bestaansveiligheid een vanzelfsprekendheid zijn waaraan iedereen wil bijdragen, ongeacht afkomst, (politieke) ideologie of plek op de sociaalmaatschappelijke ladder. Iemand die vanuit het hart spreekt en het hart van de ander opent. Zodat opvattingen transformeren, het vertrouwen herstelt, de samenleving zich verenigt en besef van eenheid vorm krijgt. Om te bewerkstelligen dat het ontstaan van armoede en schulden volwaardig wordt verlicht. Letterlijk en figuurlijk. Zonder hyperbool of drama. Maar gewoon. Omdat we er als geheel van groeien.

Professionele deflectie: een dodelijk kunstje

Wantrouwen ten opzichte van de overheid is al jaren een heet hangijzer. In de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen heeft achterdocht volgens vele duiders en experts een doorslaggevende rol gespeeld. De (on)verwachte ruk naar (radicaal) rechts wordt in de media verklaard door te wijzen naar groeiend gebrek aan geloof in de goede bedoelingen van de overheid. De vraag is alleen of deze (enigszins) eenvoudige verklaring hout snijdt. Ligt het echt bij de overheid, of bij vertegenwoordigers van de overheid? Zo bekeken, ligt de bron van het wantrouwen mogelijk dichterbij.

De manier waarop de overheid (een abstract begrip dat het sowieso lastig maakt aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid ergens neer te leggen) zich de laatste jaren heeft gepresenteerd, verdient allesbehalve de schoonheidsprijs. De zich nog altijd voortslepende toeslagenaffaire heeft, naast de gaswinning in Groningen en afwikkeling van de aardbevingsschade, diepgewortelde institutionele discriminatie en ongekend systeemfalen blootgelegd. Recente berichtgeving over dezelfde misstanden bij UWV en DUO bevestigen dat alleen maar. Daarnaast is de wetgeving in het socialezekerheidsstelsel voor een aanzienlijk deel gebaseerd op wantrouwen ten aanzien van de burger. Bovendien heeft de ontmanteling van de verzorgingsstaat en het in het leven roepen van de participatiesamenleving voor velen grote gevolgen gehad, omdat voorheen vanzelfsprekende ondersteuning ineens betaald moest worden of geheel wegviel, zonder een geboden alternatief.

Dat heeft bij heel veel mensen kwaad bloed gezet, niet zelden omdat ze zelf slachtoffer zijn (geweest) van bovengenoemde misstanden. Vervolgens worden politici en bestuurders via onderzoeken ter verantwoording geroepen, maar zij ontspringen veelal de dans en vinden hun heil elders. Sterker nog: terwijl enquêtecommissies vernietigende rapporten produceren, draait de banencarrousel op volle toeren.

Tel daarbij de vele crises op die de kop opsteken: inflatie, armoede, energie, wonen, klimaat, onderwijs en zorg, en de chaos lijkt compleet. De meerderheid van de Nederlandse bevolking komt in aanraking met een of meerdere van deze levensgroot opdoemende vraagstukken. Ook hierop heeft de politiek geen sluitend antwoord en wijst naar de Europese Unie als boosdoener of trekt zich terug in onheilspellend stilzwijgen. Er is in ieder geval geen sturend centrum dat de teugels in handen neemt en het land en haar inwoners op weg helpt richting het licht aan de horizon waar aan duurzame bestaansveiligheid gewerkt wordt.

Dit complex aan (onder)stromen en opgaven voedt het ongenoegen en de polarisatie, mede aangewakkerd door reguliere en social media. Slimme politiek leiders grijpen die groeiende onvrede aan om zieltjes te winnen, lopen voorop in framing en oversimplificatie, en moedigen mensen aan de randen van vrijheid van meningsuiting en democratie op te zoeken, terwijl ze spierballentaal bezigend gretig zondebokken aanwijzen en pertinente leugens verkondigen. De laatste uitwas van het promoten van dit radicale wereldbeeld door politici, is de burger die zich soeverein en autonoom verklaart met alle gevolgen van dien.

Stapeling

Intussen is er een stortvloed aan artikelen verschenen die op allerlei manieren de verharding, de polemiek en de groeiende kloof tussen partijen en bevolkingsgroepen tracht te verklaren. Maar een steekhoudend verhaal blijft uit. Natuurlijk wordt naar de opeenhoping van eerdergenoemde crises gekeken – die door vingerwijzen en suggestieve berichtgeving aan de gebruikelijke verdachten worden toegewezen. Natuurlijk wordt geconcludeerd dat deze crises een passende respons vergen. Natuurlijk is duidelijk dat die respons uitblijft. Waardoor het onbehagen groeit, mensen in opstand komen en als uitdrukking van dat misnoegen vooral tegenstemmen. Wat het einde van de beschouwing lijkt.

Maar daar houdt het natuurlijk niet op. De vraag is hoe het komt dat er geen passende respons is. De vraag is waarom het traditionele onderscheid tussen progressief en conservatief (en het onderlinge gekissebis tussen die twee) de kwestie alleen maar complexer maakt. De vraag is waarom links en rechts typeringen zijn die de lading niet langer dekken. De vraag is waarom zoveel mensen zich niet meer herkennen in het klassieke politieke landschap en het geraffineerd populisme de boventoon voert. Daarop blijft men de antwoorden schuldig. Terwijl een antwoord feitelijk niet moeilijk te vinden is.

Want de verbale handigheid die iedere bestuurder en politicus tegenwoordig bezit – na vermoedelijk vele uren oefenen in mediatrainingen onder leiding van duurbetaalde communicatieadviseurs – zorgt voor een onverwachte bijwerking. Want mensen voelen feilloos aan dat de gesproken woorden geen of nauwelijks waarheid bevatten en ze beseffen dat ze in het ootje genomen worden door de behendig fabulerende bewindspersoon. Ze voelen aan hun water dat ze met een kluitje in het riet gestuurd worden. En dat wekt woede en frustratie op. Omdat het door de burger uitgesproken en ervaren wantrouwen en onbegrip opnieuw wordt beantwoord met onzuivere koffie.

Spiegelpaleis

Kiezers zetten zich af omdat ze zich op basaal niveau realiseren dat ze niet serieus genomen worden. Dat een web van halve waarheden en hele leugens gesponnen wordt in een narratief zonder bodem. Dat de glimlach een façade is. Dat de gedebiteerde betrokkenheid en schaamte vals is. Dat de belofte om het beter te gaan doen holle retoriek is. Daar wordt het zaadje geplant. Daar ligt de kiem van het versterken van het fundamenteel wantrouwen. Daar ligt de oorzaak van de politieke aardverschuiving.

Politici hebben zichzelf gediskwalificeerd. Ze hebben ieder greintje geloofwaardigheid verkwanseld door professionele deflectie, die tot zogenaamde kunst is verheven. Geen enkele vraag van een journalist of presentator wordt beantwoord. Binnen de kortste keren wordt er een draai gemaakt en een vooraf bekokstooft verdichtsel verkondigd. Een mythe die weinig tot niets met de gestelde vraag te maken heeft. Waarna de politicus in kwestie tevreden voor zich uit kijkend constateert dat het goed gegaan is. Terwijl hij of zij niet begrijpt dat de afstand tussen hem of haar en de luisteraar of kijker alleen maar groter is geworden door het gewiekste betoog. Er is geen begrip ontstaan, alleen maar weerzin. Omdat de subtekst helder is: ik vertel mijn eigen verhaal en neem jullie per definitie niet serieus.

Omslag

Het is verbazingwekkend dat politiek Nederland dat niet in de gaten heeft. Sterker nog: het is verbijsterend dat ze niet zien dat de partijen nu zegevierend uit de laatste verkiezingen zijn gekomen, veel beter in staat zijn aan te sluiten bij dat wat er in de samenleving leeft. Het is ongelooflijk dat de gevestigde orde niet aanvoelt dat ze met ieder ontwijkend antwoord, hun eigen ruiten blijvend ingooien en kiezers nog meer in de armen van (radicaal) rechts drijven.

Wanneer men het tij wil keren, men wil voorkomen dat we een radicaal-rechtse regering krijgen die grondwettelijke verworvenheden aan de laars lapt en Nederland isoleert van de rest van Europa – behalve medestanders zoals de Italië en Hongarije – zal men moet stoppen met dit dodelijke kunstje.

Mensen zien niet alleen het onbetrouwbare gedrag van de overheid, maar vooral het onbetrouwbare gedrag van degenen die de overheid vertegenwoordigen. Wanneer die vertegenwoordigers hierin volharden en zo het wantrouwen alleen maar vergroten, gaat het niet goedkomen. Uiteindelijk laten mensen zich niet voor de gek houden. Intuïtie vertelt hen loepzuiver dat gedrag en woorden niet kloppen, dat het vertelde verhaal te wantrouwen is, dat uitgekiende woordkeus niet hetzelfde is als de waarheid vertellen, dat de goede bedoelingen schroot onder een dun laagje chroom zijn. Daarop is de politiek keihard afgerekend. Hoogste tijd om daar lering uit te trekken. Anders is de uitslag van de laatste verkiezingen geen incident, maar het begin van een reeks.